dinsdag 28 juni 2011

Over nieuwe richtlijnen AD(H)D

Op vrijdag 24 juni ben ik naar een rondetafelgesprek geweest inzake AD(H)D problematiek. Deze werd georganiseerd door Lea Bouwmeester, lid van de Tweede Kamer voor de PvdA en voorgezeten door Maaike Baggerman, stagiaire Tweede Kamerfractie PvdA en student Vraagstukken van Beleid en Organisatie.

Medio februari heeft Lea Bouwmeester schriftelijke vragen gesteld aan de minister van VWS (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), naar aanleiding van een rapport van de ‘Stichting Nederlands Comité voor de Rechten’ (Scientology kerk). De Kamervragen richtten zich vooral op diagnose en medicatie, dit mede op basis van de publiekelijke aandacht voor de zogenoemde ‘AD(H)D-epidemie’ en de publieke mening dat artsen te gemakkelijk diagnosticeren en medicatie voorschrijven. De antwoorden op deze Kamervragen zijn hier terug te vinden.

Lea Bouwmeester wilde ook antwoorden uit het veld van patiënten, ouders, experts, ervaringsdeskundigen, wetenschappers en artsen. Daarbij heeft zij een enquête uitgeschreven voor ouders en patiënten, zodat hun perspectief op het thema duidelijk op tafel zou komen. Deze enquête is inmiddels afgerond. De PVDA is nu bezig met het verwerken van de resultaten hiervan.

De hoofdvraag is: moet er iets veranderen in de richtlijnen die er nu liggen voor AD(H)D? De minister van VWS schreef in haar antwoord op de Kamervragen oa het volgende over de huidige richtlijnen van AD(H)D “De multidisciplinaire richtlijn ADHD (2005) stelt dat de behandeling van ADHD in het algemeen op twee pijlers berust: medicatie en gedragstherapeutische / psychosociale behandeling. Er is tevens een medicatieprotocol ADHD beschikbaar op de website van het Landelijk Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie. Methylfenidaat, het middel dat als eerste wordt ingezet bij de medicamenteuze behandeling van ADHD, is uitgebreid wetenschappelijk onderzocht bij kinderen. Het medicatieprotocol ADHD is in maart 2010 geactualiseerd en gebaseerd op de laatste wetenschappelijke inzichten.”

Voorlopige conclusie van Lea Bouwmeester half april was: ‘De bestaande richtlijn AD(H)D is te vrijblijvend.’

Zowel privé als beroepsmatig een eigen visie en mening hebbende rond het thema AD(H)D heb ik mij aangemeld voor een rondetafelgesprek, waarop uitnodiging volgde.

Het verzoek was 3 punten aan te leveren rond het gespreksthema waarvan ik vond dat deze besproken moesten worden. Dit geeft ruimte voor een brede discussie, wat goed is. Voor mij waren de 3 punten:
1.     diagnosticeren
2.     medicatie
3.     passend onderwijs

Omdat je in een rondetafelgesprek, doordat je het verloop niet kunt voorspellen,  niet altijd alles kunt vertellen wat je wilt vertellen had ik mijn punten na de uitnodiging ook schriftelijk toegelicht.

Gelieve in mijn verslag AD(H)D te lezen als ADHD en ADD.

1.     Diagnosticeren
'If you look like a duck, walk like a duck and you talk like a duck . . . you must be a duck.' Wie kent deze uitdrukking eigenlijk niet. Voor mij gaat deze ook op voor dit thema. Iets is niet altijd wat het lijkt. Dit filmpje laat dit ook heel duidelijk zien. Dit betekent dat er voor mij terug moet worden gegaan naar de basis. Wat is AD(H)D eigenlijk: een optelling van – deels of volledig aanwezige - kenmerken, die echter ook naar een andere conclusie kunnen leiden dan naar AD(H)D. Dus geen onweerlegbare zaak zoals door bloedonderzoek is aan te tonen, maar een optelling van meningen. En meningen kunnen soms niet kloppen. Meningen, maar ook wetenschappelijke bevindingen, veranderen ook steeds. Dit blijkt ook uit het feit dat we nu al toe zijn aan de 5e uitgaven van de DSM. Ik wil hiermee absoluut niet impliceren dat AD(H)D niet bestaat. Daarbij ook ruimte latend voor de scheiding ADHD en ADD.

In mijn werk met kinderen (zie http://I-CARUS.info) constateer ik dat heel veel kinderen tot het zijn van een ‘duck’ beoordeeld en veroordeeld worden, voordat ze officieel in het onderzoekscircuit zitten. Dit door oa de maatschappelijke en onderwijs omgeving. Dat is een kwalijke zaak. Daarbij kan er door vroege diagnoses (ieder kind ontwikkelt zich op een eigen manier en tempo) een etiket op een kind belanden dat niet terecht is en schadelijk. Een fout etiket geeft immers geen passende hulp, maar mogelijk zwaardere schade.

De gevolgen hiervan zijn soms desastreus! Kinderen die in het speciaal onderwijs belanden en daar nog verder afglijden omdat de (onderwijs)omgeving helemaal niet meer passend is. Dat oa is mijn werkpraktijk – die kinderen weer terughalen in het reguliere onderwijs en onterechte etiketten verwijderen. De verhalen van ouders en kinderen zijn soms hartverscheurend en de littekens bij hun groot. Het kind wordt bekeken op etiket(ten) ipv signalen. Signalen die daarbij verkeerd gelezen worden omdat de visie DSM IV gericht is.

Soms is er sprake van hyperactiviteit, onoplettendheid en/of impulsiviteit zonder dat er sprake is DSM IV/permanente problematiek. Soms zijn signalen ook geen problemen, zijn het alleen signalen van dat er is iets anders bij dit kind. Anders betekent echter niet minder of slecht. Anders kan zijn omdat er - zoals genoemd werd in het rondetafelgesprek – sprake is van bijvoorbeeld een hechtingsstoornis of hoogbegaafdheid. Je spreekt dan van ADHD kenmerken door een andere achtergrond, waarbij er geen aanleiding is meteen te zeggen dat de problemen permanent van aard zijn. Om met de woorden van een aanwezige moeder te spreken: kijk achter het gedrag van het kind.

Vroegsignalering is wel goed, kijken naar wat je ziet en hulpverlening opzetten als er negatieve gevolgen uit de signalen voort komen of verwacht worden. Een etiket moet geen vereiste zijn voor hulpverlening, wat nu eigenlijk wel zo is. Ouders en scholen moeten nu vaak lang wachten op hulp door procedures.

Aan te bevelen is een bredere ingang van de diagnose instellingen, waarbij er niet DSM IV op de voordeur staat, maar signalering. Ook achter de deur een brede visie en expertise, er zijn immers veel meer vogelsoorten dan de ‘duck’. De achterdeur niet alleen DSM IV, maak daar een andere uitgang van zodat het kind kan gaan door de deur die hem of haar echt past en geef het de ook de kans om ook weer via de voordeur te vertrekken als het achteraf niets in het gebouw te zoeken had.

Niet iedere huisarts is een vogel expert, om het zo maar te noemen, en het spreekt dus vanzelf dat de taak van de huisarts ophoudt bij de constatering dat het een vogelachtige is. Het is mooi als de huisarts kan aangeven dat het mogelijk een watervogel is, of juist geen watervogel, het kennen van de complete vogel encyclopedie is echter niet zijn taak - daarmee schiet je aan de functie van de huisarts voorbij. Hetzelfde geldt wat mij betreft voor de medicatie instelling.

In een breed spectrum kijken naar een kind: waarom ontwikkelt het zich zo – met respect voor het eigen tempo en de eigen manier van groei. En respect voor de ouder als expert over het kind.

Niet de signalen als alleen negatief uitleggen maar ook de talenten ervan zien: het zijn vaak kinderen (en volwassenen) die erg creatief zijn – in denken en doen, vol energie aan de slag gaan, willen groeien en vooruit willen. Zich kunnen hyperfocussen en kunnen daardoor in zeer korte tijd tot bijzondere prestaties kunnen komen. Deze kenmerken passen echter niet altijd in het patroon dat de maatschappij volgt op het gebied van onderwijs, werk en dagelijks leven.

Wat ook besproken is die middag is wat er na de diagnose gebeurt. Sommige kinderen komen met meerdere etiketten de diagnose instelling uit. De praktijk laat zien dat je voor ieder etiket bij een ander adres moet zijn, wat het kind niet ten goede komt. Voor scholen is dit ook niet duidelijk. Door op basis van signalen te werken ipv etiketten – diagnoses DSM IV overlappen elkaar immers en de oorzaak van de problemen liggen niet altijd in DSM IV – kan de hulpverlening beter opgezet worden. Ouders sjokken van adres naar adres, waar ze mogelijk tegengestelde adviezen krijgen en niet de eenduidigheid en ondersteuning die ze zo hard nodig hebben!

2.     Medicatie
Zoals bedoelt met het rondetafelgesprek geef ik over het thema AD(H)D, waarbij dus ook medicatie mijn mening en visie, zoals anderen dit ook gedaan hebben in dit gesprek. Mijn mening is persoonlijk en wijst andere meningen niet af als onjuist. Wel of geen medicatie is een persoonlijke keuze, waarbij ik wel wil aangeven dat dit op jonge leeftijd niet een keuze is die het kind zelf maakt; de beslissing wordt voor het kind genomen, de gevolgen - positief en/of negatief – zijn echter voor het kind.

Zoals gezegd in het antwoord van de Minister van VWS op de Kamervragen over AD(H)D is de aanpak van AD(H)D in Nederland vooral gebaseerd op medicatie en gedragstherapeutische / psychosociale behandeling. Dat is niet goed gezien bovengenoemde (ad 1. Diagnosticeren) en omdat er nog steeds niets bekend is over lange termijn gevolgen van het gebruik van medicatie. Het aantal gebruikers van AD(H)D medicijnen stijgt explosief. In 2006 steeg het met 30 procent vergeleken met het jaar ervoor. Dat geeft terechte vraagtekens.

Wat ook speelt is helaas de praktijk dat sommige scholen, waarvan een moeder getuigde in het rondetafel gesprek, druk uitoefenen richting medicatie gebruik, zonder dat er een diagnose gesteld is! Een punt is ook de basis voor de hoeveelheid medicatie die moet worden voorgeschreven Waar de een in het rondetafelgesprek sprak van een standaard waarbij het gewicht van het kind de basis vormt, geeft de ander aan dat dit kan leiden tot over- of ondergebruik van de medicijnen.

Er is een grotere kans dat kinderen gaan experimenteren met alcohol en drugs. Ook is het risico wat groter dat ze met de politie in aanraking komen door diefstal of vechtpartijen. De medicijnen lijken dus ook ongewenste effecten te hebben op het gedrag. Uit onderzoek bleek dat dit dus niets van doen heeft met de diagnose zelf, er werden AD(H)D gediagnosticeerden met medicatie gebruik en niet-gebruik met elkaar vergeleken.

Kinderen die Ritalin gebruiken worden korter en blijven lichter van gewicht; gemiddeld 2,5 centimeter korter en ongeveer 2 kilo lichter. Het achterblijven in de groei werd aanvankelijk beschouwd als het gevolg van AD(H)D, maar dat bleek niet het geval. De bijsluiter waarschuwt voor oa hartproblemen en een mogelijk grotere kans op zelfmoord.

Daarbij opgeteld dat uit de onderzoeken duidelijk wordt dat behandeling van AD(H)D met medicijnen niet effectiever is dan gedragstherapie is medicatie niet mijn eerste keuze. Mogelijk is dit voor anderen wel zo.

In het rondetafelgesprek is zowel over medicatie als alternatieven of een combinatie hiervan besproken.

Een aanwezige neurofeedback specialiste, met ervaring met ADHD in persoonlijk levenssfeer, gaf aan goede succes hiermee behaald te hebben. Ik ben niet bekend met neurofeedback, ken ook niemand met positieve of negatieve ervaringen hierover. Ik kan dus niets zeggen hierover. Het is denk ik wel de energie en tijd waard om te kijken naar deze optie. Het zelfde geld voor voeding, waar voor anderen een antwoord ligt. Deze optie is alleen genoemd, niet uitgebreid besproken tijdens het rondetafelgesprek.

Waar ik wel iets over kan zeggen is de aanpak om kinderen inzicht geven in de problematiek van de signalen en hun tools geven om hier mee om te gaan, om zo beter te kunnen functioneren thuis, op school en in de overige maatschappij. Dit vanuit mijn beroepsachtergrond en dus dagelijkse praktijk. Ik begeleid kinderen die hyperactief, onoplettend en/of impulsief zijn, tegen (leer-)problemen aanlopen thuis en op school.

Aanpak vanuit de basis van bewustwording van de problematiek zoals hyperactiviteit en impulsiviteit is samen met het kind kijken wanneer dit van toepassing is, waarom en hoe het kind hierover controle kan krijgen door die bewustwording en door het geven van tools die het kind na oefening zelf kan toepassen. Inzicht geven dus. Voor een kind is het eigen gedrag de norm, spiegeling is daarom nodig. Je laat dan het etiket los en kijkt naar de praktische problematiek met een oplossingsgerichte houding.

Onoplettendheid, concentratie- en automatiseringsproblematiek is iets wat ook veel speelt bij deze kinderen. Voor deze onderwerpen geldt hetzelfde, waarbij hun manier van denken en leren – die vaak visueel is – een grote rol speelt. Hun talent voor hyperfocussen kan hier ook een grote rol bij spelen. Dat gezegd hebbende zit ik eigenlijk meteen bij mijn 3e onderwerp:

3.     passend onderwijs
Ik had hier graag uitgebreid over gesproken, helaas stond de tijdsfactor dit niet toe. Ik ben dus achteraf blij dat ik mijn punten ook al schriftelijk had toegelicht.

Wat ik had willen zeggen is het volgende:
Ik constateer vanuit mijn praktijk en ervaringen dat het onderwijs voor deze kinderen veelal niet passend is. Niet alleen de methodes en de toepassing hiervan in de klassen,  maar ook de onderwijs inrichting zelf (oa grote klassen, bottom up onderwijs, het non-visuele leersysteem). Wat ik een zeer groot gemis vind is dat expertise bij leerkrachten ontbreekt over kinderen die deze signalen vertonen. De neiging is er om als leerkracht zelf al de diagnose te stellen en kinderen meteen te beoordelen en veroordelen en daardoor het oog niet meer te richten op het kind en diens signalen juist af te lezen. Dit is oa een gevolg van dat onderwijs opleidingen weinig tijd en aandacht geven aan deze problematiek. De praktijk wijst er ook duidelijk op dat er een grotere en sneller voorhanden aansluiting moet komen met de hulpverlening, waarbij niet de diagnose maar de signalen van het kind centaal staan. Hier ligt dus een grote taak voor de Minister van Onderwijs.

Lea Bouwmeester legt haar bevindingen en voorstellen vast in een initiatiefnota. Deze nota wordt besproken met de minister van VWS en de Tweede Kamer. In de nota gaat Lea Bouwmeester voorstellen de richtlijn AD(H)D te vernieuwen. Naast medicatie moeten ook andere behandelmethoden zoals gedragstherapie en neurofeedback meer aandacht krijgen. Het stellen van de diagnose moet volgens haar alleen in de tweede lijn plaatsvinden, niet meer door huisartsen. Dus als het jongeren betreft binnen een afdeling kinder- en jeugdpsychiatrie.’

Afsluitend wil ik zeggen dat ik erg blij ben met de mogelijkheid die ik van Lea Bouwmeester heb gekregen om mijn mening en visie te delen. Mijn dank daarom aan haar en Maaike Baggerman. Dank aan de rondetafel gespreksgenoten voor het luisteren en dat ik hun visie en meningen mocht aanhoren.

Dorien Kok

maandag 21 maart 2011

Er is geen weg terug na passend onderwijs

Aan de Minister van Onderwijs en de Tweede Kamer

Ik bracht, zoals eigenlijk altijd, mijn zoon naar school vanmorgen. Het is feest in school deze week, de start van de lente wordt gevierd.

Zoonlief van 7 verheugde zich op deze ochtend, hij zou namelijk met de hele klas samen ontbijten – in het kader van de lenteweek.

Vanaf een paar meter afstand heb ik hem onbemerkt zitten bekijken, vol verwondering. Hij is gelukkig in deze klas, het straalt er dik vanaf. Het straalt van alle kinderen in zijn klas af.

Zijn school bestaat pas sinds begin dit schooljaar. Als ouder heb ik het initiatief genomen om hier in Huizen een Leonardoschool te starten, voor mijn hoogbegaafde zoon. Leonardoscholen bestaan pas sinds 2007, te laat dus voor mijn oudste 2 hoogbegaafde kinderen – voor wie een school als deze een leven aan verschil zouden hebben gemaakt.

Ik heb het initiatief genomen, niet omdat het slecht ging met de jongste, maar uit voorzorg. Stel dat de - fantastische - school waarop hij toen zat hem geen passend onderwijs aanbod meer kon geven, of dat de kloof tussen hem en de rest van de klas te groot zou worden…

Ik dacht voor de start dat er voor hem weinig verschil zou zijn tussen de reguliere school en de Leonardoschool, hij zat daar immers goed. Wat hebben wij ons vergist…..

Als we het hebben over passend onderwijs voor een hoogbegaafd kind, dan is dit het. Hier kan geen reguliere school, hoe goed deze ook hun best doet, tegenop.

Fulltime zijn bij kinderen die zijn zoals jij,
Fulltime een juf die je echt ziet wie je bent, wilt en kan,
Fulltime leren op de manier waarop jij leert en denkt,
Fulltime leren hoe je moet leren, omdat je door je vlotte ontwikkeling die vaardigheden soms mist,
Fulltime uitgedaagd worden je grenzen te verleggen, breder en dieper op de materie in te gaan,
Fulltime op groep 7 niveau mogen functioneren terwijl je gewoon bij leeftijdgenootjes in klas 4 zit,
Fulltime een breder leeraanbod door veel meer vakken,
Fulltime het recht hebben op wat gezonde faalangst omdat dingen nu eindelijk eens nieuw zijn voor je,
Fulltime geen buikpijn krijgen van school, integendeel: als je ziek bent ook naar school willen,
Fulltime jezelf mogen zijn….

Ik zeg dit nu voor mijn en vele andere hoogbegaafde kinderen, maar dit verhaal speelt natuurlijk ook aan de andere kant van het spectrum – bij minderbegaafde kinderen. Zelfs een simpele grafiek als de Gausse curve maakt dit heel duidelijk.


Of wat dacht je van de grafiek van Rob Brunia: Een hoogbegaafd kind stroomt al in groep 1 op een veel hoger niveau in bij het reguliere onderwijs. Het kind heeft nauwelijks raakvlakken en ook door de school kunnen deze niet worden bereikt. Het kind wordt juist steeds gedwongen zich aan te passen / gebukt te gaan. In deze grafiek kan er aan de onderkant nog een lijn bijgetrokken worden, voor de laagbegaafde kinderen. Hoeveel meer informatie heb je nodig dan dit plaatje om te beslissen over passend onderwijs?


In de dagelijkse praktijk hou ik me bezig met dat kinderen, die eigenlijk alleen hoogbegaafd zijn, door gedragsproblemen die lijken op ADHD en autisme verkeerde diagnoses krijgen. Gedragsproblemen die ontstaan zijn doordat het kind niet gezien wordt als wie het is en dat het geen passend onderwijs krijgt. Ik haal zelfs kinderen uit het speciaal onderwijs weg, kinderen die onjuist gediagnosticeerd zijn en eigenlijk alleen maar hoogbegaafd zijn. Ik zie in dezelfde dagelijks praktijk hoe het fout gaat voor deze kinderen. Ik hoor hun verhalen en die van hun ouders, ik hoor hun verdriet. Ik zie ook mijn eigen verdriet.

Ik word dan ook langzamerhand misselijk van dat de Minister zegt: ‘alle jongeren hebben recht op onderwijs. Dat recht wordt beschermd door de leerplicht. Ieder kind hoort een passende plek in het onderwijs te krijgen waarbij zijn of haar talenten het beste tot uiting komen, maar dat dit in de praktijk niet zo is en ook niet zo wordt.

Voor mijn kinderen, maar ook voor mijzelf,  is dat iets wat er nog nooit geweest is, nu ook niet in het reguliere onderwijs en als het aan de huidige koers van de Minister ligt ook niet zal blijven via de Leonardoscholen. Mijn kind is echter ook een kind die in de groep ‘Ieder kind’ valt! Echter over mijn kind zegt ze: ‘Ouders kiezen zelf een voor een Leonardo school en het is bekend dat daar een ouderbijdrage voor wordt gevraagd. De ouderbijdrage wordt echter gevraagd omdat Nederland gefaald heeft om passend onderwijs voor deze kinderen neer te zetten en het deze vorm van passend onderwijs nu niet wil betalen. Hoogbegaafdheid is immers een kans ….

Een hard woord, gefaald, maar wel een feit. En nu er aan alle kanten gesneden wordt aan passend onderwijs blijft er weinig hoop over voor mijn kind, ondanks dat hij volgens de minister dezelfde rechten heeft als ieder kind. Leonardoscholen komen in de problemen omdat de financiering een groot probleem is.

Voor kinderen die onderwijs op maat hebben gehad – dus niet alleen de Leonardoschool kinderen - en waarvoor hier nu aan de rem wordt getrokken is er echter geen weg terug richting het reguliere onderwijs. Als het onderwijs dat je had al passend was, wat heb je dan in het reguliere onderwijs te zoeken…..

Er is dus geen weg terug, ondanks de plannen die er liggen. Waar moet een een hoogbegaafd kind dan heen als het Leonardo onderwijs onbetaalbaar blijkt? Thuisonderwijs? Dat mag hier ook al niet…

Er is geen weg terug na passend onderwijs.

Mijn eerdere blog over Waarom speciaal onderwijs voor hoogbegaafde kinderen is hier te lezen.

woensdag 9 februari 2011

Wat is nou eigenlijk beelddenken

Wat is nou eigenlijk beelddenken?

Als er een nieuw wezen op deze aarde komt denkt het maar aan een ding en dat is overleven. Bij dieren zie je dat bijvoorbeeld terug in het meteen opstaan na geboren te zijn. Het oergevoel dat allen staande houdt, of je nou een kalfje bent of een mensenkind.

Dit noemen we officieel het primaire denkproces, wat geregeld wordt vanuit de rechter hersenhelft. Het zorgt er bij een baby voor dat het door het bewegen van armen en benen de ruimte om zich heen verkent en dat het huilt (klanken) als het iets wil. Het overleven heeft dus geen verbinding met taal.

Dat primaire denkproces is fantastisch: het zorgt er voor dat je de wereld intens beleeft, geeft je gevoel voor ritme en ook ruimtelijk inzicht. Het biedt je overzicht, verbeelding en beleving. Groot gevoel voor kleur en dagdromen horen ook bij dit denkproces.

Als het kind de babyfase ontgroeit leert het in woorden denken en ook praten. De factor beredeneren komt dan ook om de hoek kijken. Meestal rond het 3e/4elevensjaar. Dit alles om staande te blijven in de maatschappij. Het draait dan niet meer alleen om overleven. Dit noemen we officieel het secundaire denkproces.

Wat nu eigenlijk jammer is, is dat de meerderheid van de mensen overstapt op het secundaire denkproces, alle mooie eigenschappen van het oerproces loslatend.

Geschat 95% stapt over, maar 5% blijft hoofdzakelijk denken vanuit de rechter hersenhelft. Dit mede gevoed door ons talige onderwijs systeem.
En daar ligt meteen het probleem voor sommige kinderen, en ook volwassen: het onderwijs systeem – maar ook de dagelijks praktijk in het leven is ingericht op mensen die taaldenken, die dus voornamelijk functioneren vanuit hun linker hersenhelft.

Dit zijn mensen die goed beredeneren, informatie opbouwen, kunnen plannen en organiseren. Mensen die geen problemen hebben met tijdsbesef, details, woorden (taal) en nummers (rekenen). Die factoren heb je niet nodig om te overleven.

Leuk voor hun, maar lastig voor mensen die blijven functioneren vanuit die rechter hersenhelft, de beelddenkers.

Rechterhelft denkers vindt je vaak terug in creatieve en technische beroepen, het zijn vaak ICT-ers, kunstenaars, schrijvers, architecten, bouwers, muzikanten etc. Ze zijn emotioneel of spiritueel zeer begaafd.

Ze kunnen 3 dimensionaal denken, omdenken, zien oplossingen waar anderen ze niet zien. Het is ook fantastisch om een beelddenker te zijn. Ze zien de oplossingen al voor zich terwijl ze er nog geen verklaring voor hebben.
Veel beelddenkers redden het wel om ook een balans te vinden met hun linker hersenhelft en de taaldenkende maatschappij.  Echter niet iedereen.

Om school als voorbeeld te nemen:
Bij een beelddenker komen er 32 beelden per seconde binnen – bij een taaldenker 2 a 3 woorden per seconden. Dat betekend dat een beelddenker veel meer moet filteren en dus meer tijd nodig heeft om binnengekomen informatie te verwerken.  Welke info klopt wel en welke niet!

Als voorbeeld een dictee op school: juf zegt het woord HOND. Beelddenkend kind denkt meteen aan dat het gisteren in het bos 2 honden heeft zien vechten. Daarna ging hij met zijn moeder nog een ijsje halen…. Tegen de tijd dat het zover is om het woord op te schrijven is de juf al bij het volgende woord.

Het beelddenkende kind leert vanuit het geheel omdat het 3D kan denken. Dat betekent dat leerstof aanbieden in puzzelstukjes niet echt passend is. Het kind leert namelijk vanuit het geheel (topdown). Omdat het zo goed kan omdenken komt het dan ook vaak op een heel ander eindbeeld terecht dan misschien door de leerkracht bedoel is en ook wordt verwacht. Het onderwijs hier is echter opbouw onderwijs: steeds een puzzelstukje erbij zonder dat je weet hoe de puzzel er uiteindelijk uit komt te zien. De beelddenker wil echter de deksel van de puzzeldoos erbij, zien wat het eindplaatje is. Doordat het vanuit het geheel werkt kan het echter wel gebeuren dat ze de details missen.

Beelddenkers vindt je vaak onder de hoogbegaafden, echte topdown denkers . Ook mensen met de diagnose ADHD en/of ADD zijn vaak beelddenker. Hun hyperactiviteit heeft te maken met hun primaire denkproces van overleven en de intensiteit waarin ze de wereld om zich heen ervaren. Bij ADD draait het dan om dat het plannen en organiseren helaas in de niet favoriete –rechter – hersenhelft plaats vind.

Dyslexie: Omdat beelddenkers letters zien in losse plaatjes kan er een probleem zijn om klanken aan de juiste letters te koppelen. Wat je dan krijgt is het verwarren van de b d p q, die lijken immers zo op elkaar. Vaak blijven ze jaren fonetisch schrijven: een woord schrijven zoals je het uitspreekt. Weet je wel op hoeveel manieren je het woord station kunt schrijven? Stasjon was toch een veel logischere keuze geweest dan station!

Dyscalculie: bij cijfers heb je het probleem dat je getallen anders moet opschrijven dan dat je ze zegt: 25 is toch eigenlijk 5+20? Waarom moet die 2 dan vooraan staan? Als je als beelddenker een echte puzzelaar bent vallen de rekenproblemen vaak nog mee. Anders heb je gewoon pech met dat cijfers zo abstract zijn.

Eigenlijk heeft het beelddenkende kind knap pech dat het in de minderheid is en dat het schoolsysteem op taaldenkers is ingericht.
Het kan hierdoor dus veroordeeld worden tot diagnoses als dyslexie en dyscalculie, terwijl dit veroorzaakt wordt door het systeem.

Bij ADHD en ADD hebben ze dezelfde pech – hyperactiviteit, impulsiviteit voeren niet de boventoon in deze wereld en plannen en organiseren is waar het om draait. Je hebt dus pech dat je interne klok sneller draait dan die van de meerderheid.

Hier is iets aan te doen: het onderwijs kan meer beelddenkers gericht worden – al met wat kleine aanpassingen. Het onderwijs kan ook zorgen dat ze weten wat dit andere denkproces inhoud. Het beelddenkende kind (of de volwassene) kan geleerd worden anders met taal om te gaan, dit om te zetten naar woordbeelden. Voor het beter plannen, informatie verwerken en organisatie probleem zijn er ook oplossingen.

Nog even voor de volwassenen – dit is hoe je een beelddenker de weg wijst: bij de benzinepomp de hoek om, bij het blauwe huis de straat in en dan voorbij de 3 dikke lindebomen.

En wat ben jij eigenlijk: een taaldenker of een beelddenker?

Onderzoek hoogbegaafdheid

Graag uw aandacht voor het volgende:

Om de begeleiding van (hoog)begaafde kinderen – binnen het onderwijs en individueel – verder te optimaliseren,  is Angelique Assink, studente toegepaste psychologie bij Saxion Next in Deventer,  in het kader van haar afstudeerscriptie een onderzoek gestart.

Het betreft een onderzoek naar de relatie tussen (hoog)begaafdheid, onderpresteren, persoonlijkheidskenmerken en sociaal-culturele factoren.
Zij is hiervoor op zoek naar ouders van (hoog)begaafde kinderen in de leeftijd van 4 t/m 12 jaar, die bereid zijn een vragenlijst op internet in te vullen. Het invullen neemt ongeveer 15 minuten in beslag en is volledig anoniem.



Antwoorden van de minister van onderwijs

In december 2010 stelde VVD kamerlid Ton Elias kamervragen aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap – Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart – over de bekostiging van Leonardoscholen en het benoemen van een leerling met hoog IQ als zorgleerling.

Gisteren,  24 januari 2011 gaf de minister antwoorden.

De aanleiding van Ton Elias om vragen te stellen hierover waren bezuinigingen op het Leonardo onderwijs van Stichting Primair Openbaar Onderwijs De Liemers. 

Ouders kregen onverwacht,  vlak voor de feestdagen,  een dikke rekening voor het -normaal gesproken gratis – basisonderwijs dat hun hoogbegaafde kind, soms meer dan één,  volgt bij een van de Leonardoscholen die onder dit schoolbestuur vallen.

Ook werd er gemeld dat de het onderwijs op deze Leonardoscholen vanaf 2011 alleen kan worden voortgezet wanneer ouders de veel hogere  – officieel vrijwillige – bijdrage gaan betalen. Kortom, of je betaald of je kind heeft geen school meer!

Leonardoscholen staan voor fulltime passend onderwijs voor hoogbegaafde kinderen, aangeboden op de manier waarop zij leren en denken. 

In Nederland zijn er nu 50 Leonardo basisscholen en 10 Leonardo Colleges.
Op deze site heb ik al aandacht gevraagd voor de vragen van de heer Ton Elias:

De minister geeft in haar antwoord aan dat zij bekend is met het feit dat de  Stichting Primair Openbaar Onderwijs De Liemers aangeeft een structureel financieringstekort te hebben voor het Leonardo onderwijs.

Op de vraag: ‘deelt u de mening dat het onwenselijk is dat ouders een hoge eigen bijdrage moeten betalen voor Leonardo onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen?’ antwoord de minister dat ze het feit  dat ouders een hoge bijdrage ‘moeten’ betalen voor onderwijs niet wenselijk vindt. Echter: ‘maar ouders kiezen vrijwillig voor het Leonardo onderwijs en daarvan is bekend dat er een ouderbijdrage wordt gevraagd. ‘

De minister geeft aan meer geluiden te hebben ontvangen dat scholen die Leonardo onderwijs aanbieden moeite hebben om dit arrangement te financieren.

In het Regeerakkoord is € 30 miljoen toegezegd voor het aanbieden van passend onderwijs aan hoogbegaafden. De minister heeft het verzoek van Ton Elias ‘om eventueel een overbruggingsbudget uit het toegezegde budget van
€ 30 miljoen beschikbaar te stellen, in afwachting van het actieplan voor hoogbegaafde en excellente leerlingen die de Minister de Kamer voor 1 maart 2011 heeft toegezegd, voor die scholen die geconfronteerd worden met zodanige bekostigingsproblemen dat zij onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen niet langer kunnen bekostigen’ overwogen, maar niet overgenomen. 

De reden daarvoor is de volgende:  ‘het Leonardo concept wordt vrij strikt geformuleerd door de Leonardo stichting. Scholen kiezen zelf voor het Leonardo concept. Dat het concept een zware last drukt op het budget van de school, weet de school van te voren. Als de scholen de financiering dan moeilijk geregeld krijgen, is het niet aan de overheid om bij te springen. Scholen kunnen ook kiezen voor een minder kostbaar concept om hun hoogbegaafde leerlingen een passend aanbod te doen. Er zijn ook veel scholen die andere, minder kostbare arrangementen voor hun hoogbegaafde leerlingen organiseren’.

De minister zal haar plannen voor hoogbegaafden dit voorjaar in het actieplan presenteren. Ze loopt, zoals ze zegt, daar nu niet op vooruit door beschikbare middelen al uit te geven.

Op 15 december diende Ton Elias nog een aanvullende vraag in: ‘ hoe kijkt de minister aan tegen de gedachte om (Leonardo)leerlingen met een IQ boven de 130 te benoemen als zorgleerlingen en hen op dezelfde wijze te bekostigen als zwak begaafde leerlingen die binnen het regulier basisonderwijs met een vergelijkbare problematiek kampen?’ 

Het antwoord van de minister:  ‘een hoog IQ is niet altijd een reden tot zorg. Voor veel hoogbegaafde leerlingen is een aangepast arrangement wel een goede stimulans. Veel scholen bieden dat ook aan vanuit het concept van passend onderwijs. De meeste scholen vinden daartoe de financiële ruimte binnen de bestaande mogelijkheden. Leerlingen die een hoog IQ combineren met onderwijszorgbehoeften op een ander vlak komen op dit moment ook al in aanmerking voor aanvullende zorg.’ 

Kortom, de minister zie er niets in om alleen op basis van het IQ leerlingen tot zorgleerlingen te bestempelen en aanvullende bekostiging toe te kennen. ‘

Ik zal het maar meteen zeggen: ik ben het niet met de minister eens. Waarom?

Het Leonardo onderwijs is bedacht door onderwijsman Jan Hendrickx, die rond zijn pensioen bedacht dat hij in zijn onderwijs carrière – waarbij veel aandacht voor het minderbegaafde kind – iets compleet over het hoofd had gezien: het kind aan de andere kant van het ontwikkelingsspectrum: het hoogbegaafde kind.
Voor een kind met een IQ van 70 of minder ligt er een onderwijsverhaal waar geen mens aan zou knabbelen. De logica van het bestaan van deze scholen  is zo duidelijk. Maar de logica voor het tegenovergestelde onderwijs ligt er ook!

Jan heeft dit omgezet in het Leonardo concept: fulltime passend onderwijs voor hoogbegaafde kinderen. De praktijk heeft bewezen dat dit een schot in de roos was: in 3 jaar tijd 60 Leonardo scholen in Nederland.

Nou liep Jan tegen iets aan: de financiering. Speciaal onderwijs is immers duurder dan regulier onderwijs. Hij loste dit door te zeggen dat er bij elke Leonardoschool een Stichting Vrienden moest komen die het tekort van € 2500 per kind per jaar via sponsoring moet dekken.

En nu komt het hekele punt: niet elke school gebruikt die Stichting zoals deze bedoelt is. Wat is er namelijk handiger dan de ouders een factuurtje sturen voor het missende bedrag. Lekker makkelijk, geen moeilijk gedoe, de ouders betalen wel. Ze hebben dit onderwijs immers hard nodig voor hun kind!

Wat ik wrang vind in dit verhaal is dat de Liemers eigenlijk geen goed voorbeeld is van wat de bedoeling is met Leonardoscholen. Het CDA in Zevenaar heeft dit ook aangegeven naar het schoolbestuur.

De originele opzet van Jan Hendrickx is terug te zien hier in de regio Gooi en omstreken:
Vanuit een welwillend schoolbestuur Stichting Villa Primair, die duidelijk zag dat dit onderwijs nodig is omdat ze tot die tijd deze kinderen niet goed konden helpen. Die naast de Leonardoschool ook bezig is met de ontwikkeling van Plusklassen voor meerbegaafde kinderen voor al hun basisscholen. Het zelfde schoolbestuur dat via hun algemeen directeur Alex Peltekian zegt: ‘het Leonardo onderwijs is voor ons de proeftuin van hoe al het onderwijs in deze regio moet zijn.’  Van een Gemeente die via de wethouder onderwijs Liesbet Tijhaar aangaf dat ze een achterstand hadden op dit gebied van onderwijs en die daarom de portemonnee eigenlijk meteen trok. Van een team op Leonardo basisschool die kort al na de start kon aangeven dat de kinderen duidelijke hiaten hadden opgelopen in de reguliere basisscholen waar ze vandaan kwamen, dat het beeld dat de oude school van het kind hadden niet klopte. Van gelukkigere kinderen, ook al waren sommigen niet eens echt ongelukkig op de oude school. Van kinderen die nu gewoon in groep 4 zitten , maar in het reguliere onderwijs eigenlijk in groep 7 horen qua ontwikkelingsniveau. Van ouders die aangeven dat het nu wel goed gaat met hun kind.

Dit is hoe dit onderwijs gezien moet worden.

Op de Leonardoschool in Huizen hoeven de ouders geen grote bedragen te betalen, het enige wat ze betalen is een vrijwillige bijdrage voor het laptop gebruik van € 350 per jaar. Dat is inclusief verzekering en vervanging.

De Stichting Vrienden Leonardo onderwijs Gooi en omstreken, waar de school met het startende Leonardo College in Huizen, onder valt, werkt met alle ouders hard samen om het benodigde geld op tafel te krijgen via sponsoring.

Waarom kiezen ouders voor de Leonardoschool? Niet omdat ze perse geld uit willen geven. Nee, omdat ze iets willen dat het reguliere onderwijs – en ze hebben er echt met een loep naar gezocht – hun kind niet kan bieden wat het nodig heeft en ook niet gelukkig kan maken. De minister zegt: ‘ouders kiezen vrijwillig voor het Leonardo onderwijs en daarvan is bekend dat er een ouderbijdrage wordt gevraagd’.  

Ja, ik heb bewust voor de Leonardoschool gekozen en zou willen dat het er voor mijn oudste kinderen en ook voor mijzelf was geweest. En nee, hier dus geen bijdrage voor de ouders.

We hebben het voor heel Nederland over gezinnen die verhuizen – familie, vrienden, werk en alles verder nog achterlatend om hun kind dat te geven wat het nodig heeft. Verhuizingen van Rotterdam naar Venlo (2007), van Groningen naar Huizen (2010). We hebben het over ouders die dagelijks veel reistijd kwijt zijn, wat hun hindert in hun werk. Die vele kosten maken voor het heen en weer rijden.  

We hebben het over kinderen die anders mogelijk thuis zouden zitten, soms ongelukkig waren of zelfs letterlijk ziek werden van school. Over kinderen die onterecht een etiket ADHD en/of autisme krijgen en soms zelfs dus ook onterecht in het speciaal onderwijs belanden. We hebben het zelfs over kinderen die niet meer willen leven – en dat alles vanwege school?

We hebben het dus niet over een luxe keuze, maar een bittere noodzaak. Eigenlijk hebben de ouders geen keuze – ook al zegt de minister dat veel scholen dat ook aanbieden vanuit het concept van passend onderwijs. Nou hier in de regio dus niet! Ik kom niet verder dan wat particuliere Plusklassen – ook een portemonnee trekker voor ouders – of een enkele Plusklas in de school.

Echter Plusklassen zijn voor meerbegaafde kinderen, niet voor hoogbegaafde kinderen! Je zet kinderen met een IQ van 70 of minder toch ook niet alleen maar een middagje in de week bij elkaar?

Zoals de toenmalige staatsecretaris OCW Sharon Dijksma in 2008 al aangaf: te weinig excellerende leerlingen komen tot hun recht. Het Nederlandse onderwijs is, naar woorden van het Innovatieplatform (IP juni 2005) ‘vooral gericht op het verkleinen van verschillen tussen mensen.’ Het platform vroeg daarbij aandacht voor de urgentie van de brede talenontwikkeling en pleitte voor meer ruimte voor differentiatie en maatwerk in het onderwijs, oftewel:  ‘Weet je te onderscheiden’. En dat doet de Leonardoschool!

De Onderwijsraad gaf al in 2007 aan dat ‘het onderpresteren van hoogbegaafde leerlingen – ‘hoe hoger het IQ, hoe meer leerlingen onderpresteren’ veroorzaakt wordt door het ontbreken van een intellectueel klimaat, (weinig flexibel lesprogramma en weinig mogelijkheden om extra modules te volgen. Ook de klasgenoten zijn van invloed op de prestaties van (hoogbegaafde) leerlingen. 
Talentvolle leerlingen lijken zich te richten naar de prestaties van hun vrienden, bijvoorbeeld om niet buiten de boot te vallen. Een andere oorzaak ligt bij de ontwikkeling van disfunctionele leerstrategieën:  deze leerlingen vinden het lastig  zichzelf nog doelen te stellen, zelfdiscipline op te brengen en hebben soms een gebrek aan zelfvertrouwen. Dit is meetbaar in de VO adviezen: slechts 64% van de hoogbegaafde leerlingen krijgt een VWO advies.

Het SCP onderzoeksrapport van 2008 geeft aan dat slechts ‘9% van de docenten in het basisonderwijs vindt dat hoogbegaafde leerlingen op hun school voldoende worden uitgedaagd. Daarbij vindt slechts een kwart van de leerkrachten zichzelf capabel om hoogbegaafde leerlingen te helpen. Daar komt nog bij: slechts een kwart van de docenten is van mening dat de school voldoende aandacht besteed aan hoogbegaafden. De docenten noemen als redenen: (a) niet voldoenden leerkrachten voor begeleiding, (b) het ontbreken van kennis, (c) onvoldoende geld, (d) de zorg gaat uit naar andere schoolkinderen. Maar een kwart van de scholen heeft een plan van aanpak.’

En zo zijn er nog vele meer onderzoeken, ook van latere datum die het zelfde verhaal brengen.

En dan zegt de minister dat het de keuze van de ouders is om hun kind(eren) naar de Leonardoschool te doen.  Zo’n onderwijs systeem gun je toch geen enkel kind!

Jan Hendrickx heeft met zijn Leonardo concept een gat gevuld die veroorzaakt is door het onderwijssysteem in Nederland. Het is nu aan de minister om niet door te gaan met het wiel uitvinden voor deze kinderen. Dat heeft Jan Hendrickx, de Leonardo Stichting en met hun de ouders en  de teams allang gedaan.

Ik kreeg gisteren ook een negatief besluit over mijn verzoek aan de minster voor een speeddate over Leonardo onderwijs op de NOT deze week.
Ik wil echter toch dringend vragen of we samen met de Leonardo Stichting binnenkort toch eens om tafel kunnen om te bespreken of ze het Leonardo wiel niet wil lenen.  Sharon Dijksma gaf in het verleden ook al aan dat het Leonardo concept een mooie proeftuin was waar ze graag uit wilde plukken. Dat mag, maar laat de ouders dan niet de kosten hiervoor betalen.


Onderwijs hoogbegaafde kinderen in nood

Radio 1 Omroep MAX uitzending ’Twee dingen’:

‘Op Leonardoscholen wordt les gegeven aan hoogbegaafde kinderen. Maar het onderwijsconcept staat onder druk, want in tegenstelling tot speciaal onderwijs krijgt het Leonardo-onderwijs geen extra bijdrage van het rijk. Met Dorien Kok, moeder van drie hoogbegaafde kinderen, praten we over het belang van en de behoefte aan passend onderwijs voor hoogbegaafde kinderen.’

9 december 2010 Beluister de uitzending

Dorien Kok
http://I-CARUS.info