maandag 12 juli 2010

Een lief meisje

Een lief, maar ook pittig meisje gaat met 4 jaar naar school. Ze kan dan al lekker lezen en schrijven, wat door de ouders wordt aangegeven bij de start.

School geeft na enige tijd aan dat ze onoplettend is. Ze kan de aandacht er maar niet bij houden. Wat is er aan de hand.

School vindt dit steeds problematischer worden, geeft aan dat er naar gekeken moet worden.

Uiteindelijk valt er een woord: ADD.

Onderzoek bevestigd dat het meisje inderdaad onoplettend is op school. Thuis is ze er ook niet altijd bij met haar hoofd, ze is erg “stoffig”. Conclusie: ADD oftewel een aandachtstekort stoornis, medicatie is mogelijk. Ouders willen het beste voor hun kind en stemmen hier in toe.

In de jaren hierna gaat het steeds slechter met dit meisje. De diagnose wordt aangevuld met PDD-nos (autisme) en ODD (oppositioneel opstandig gedrag), de medicatie wordt verhoogd. Ze lijkt steeds meer problemen te krijgen met de wereld om haar heen en wordt verbaal en lichamelijk agressief.

In haar jaren op het voortgezet onderwijs trekken de ouders het niet meer. Er wordt een paar maal gesproken over uit huis plaatsing. Het meisje wil dit niet en wordt angstig van de gedachte hieraan. Het hele gezinsleven draait om de dochter, de andere kinderen hebben er knap onder te lijden. Ook onder de agressie van hun zus.

Als het meisje 16 is gebeurt er wat. Ze stopt met haar medicijnen. Ze wil die niet meer.

En dan gebeurt er iets vreemds: de agressie verdwijnt. De wolk aan mist om haar hoofd is weg, zoals ze het zelf zegt. Was er dan toch iets anders aan de hand?

Ja, de ouders waren in de val getrapt die er rond hoogbegaafdheid ligt.

Als een kind hoogbegaafd is, maar niet dat op school krijgt wat het nodig heeft, daarbij ook niet aangeboden op de manier waarop het denkt en leert, dan kunnen er gedragsproblemen ontstaan.

Bij jongens lijkt dit vaak op ADHD, bij meisjes vaker op autisme. Omgekeerd of beide komt ook voor.

In de praktijk betekent deze diagnosestelling dat de oorzaak van de gedragsproblematiek in het kind gelegd wordt. Vaak na aangeven van school. Het is voor school logischer om de oorzaak van gedragsproblemen in het kind te leggen. Dat het aan de school (omgeving) kan liggen, dat kwartje valt meestal niet.

Dat doen leerkrachten niet expres. Gebrek aan expertise op dit gebied, bij zichzelf, in de school, bovenschools, de leerkrachtenopleidingen, maar ook bij de Expertise Centra, kan ook bijna niet leiden tot een andere conclusie dan dat het aan het kind moet liggen.

Ouders gaan vaak mee in dit verhaal omdat ze niet beter weten, alhoewel er nu meer informatie is over hoogbegaafdheid dan zo’n 10 jaar geleden. Zij zijn immers niet de experts. Als mijn kind maar geholpen wordt. Met een diagnose is er tenminste kans op een Rugzak en dus op hulp. Wat zij en ook school zich niet realiseren dat de hulp gebaseerd is op problematiek IN het kind, terwijl de oorzaak BUITEN het kind ligt. De hulp zal dan ook niet aanslaan en verergering van de gedragsproblemen kan het gevolg zijn.

Voor de toekomst kan en moet dit anders. De medische en school experts moeten zich beter realiseren dat gedragsproblematiek ook voort kan komen uit de omgeving.

Autisme en ADHD experts moeten zich gaan bijscholen op het gebied van hoogbegaafdheid of er experts bij halen op dit gebied. Hoogbegaafdheid is namelijk net zo’n expertise als autisme en ADHD.

Ze moeten zich realiseren dat het onderzoek breder moet. Als ouders, vaak op aandringen van school, bij gedragsproblemen van hun kind een autisme/ADHD centrum binnen lopen dan is het niet goed dat er alleen uitgangen zijn die leiden tot de conclusie autisme en/of ADHD.

Leraren opleidingen moeten een inhaalslag maken op het gebied van het onderwijzen van toekomstige onderwijzers op het gebied van hoogbegaafdheid. Het basisniveau van waaruit iemand onderwijzer kan worden moet worden opgeschaald naar VWO niveau.

Scholen moeten investeren in bijscholing en Plusklassen. Daar moeten ze experts voor in huis halen.

De juiste route voor het kind is eerst begaafdheidsonderzoek te laten doen door een begaafdheidsspecialist. Dan bij geconstateerde hoogbegaafdheid het onderwijs passend maken, al is daar een schoolwissel voor nodig. Mochten er na het aanbieden van continue passend onderwijs nog steeds gedragsproblemen zijn dan is het tijd om richting autisme en ADHD te gaan. Eerder niet.

Dorien Kok
http://www.I-CARUS.info

maandag 28 juni 2010

School hoogbegaafde kinderen in nood

Afgelopen donderdag was er in de uitzending van Hart van Nederland bij SBS 6 een reportage te zien over de Leonardo school Eemland in Amersfoort.
Aan het woord kwamen Csilla en haar zoon Attila, Marjon en haar zoon Tico en Paul Kuipers, de directeur van de school.

Op de Leonardo school in Amersfoort wordt sinds maart dit jaar fulltime passend onderwijs gegeven aan hoogbegaafde kinderen. De vol enthousiasme gestarte school is een groot succes. Waar er voor de start bij deze kinderen sprake was van boosheid, gefrustreerdheid en probleemgedrag in verband met school, hebben we het nu over compleet andere kinderen: kinderen die blij zijn met de uitdaging en extra vakken die ze op school krijgen. Kinderen die vrolijk thuis komen. Binnen 2 weken na de start in januari, lees hier over het openingsfeest, gaven ouders op een bijeenkomst aan dat ze eindelijk gelukkige kinderen hebben die goed in hun vel zitten.

Moeilijk te begrijpen is dan het nieuws dat het financiële plaatje niet dekkend te krijgen is. De geplande uitbreiding van 2 naar 3 groepen gaan niet door, ondanks dat vele nieuwe ouders met hun kinderen in de startblokken klaar staan.

Om Leonardo scholen financieel op weg te helpen wonen deze bij gewone scholen in.
Dit geeft de garantie op de reguliere overheidsbijdrage voor de leerlingen. Leonardo onderwijs is, omdat het speciaal onderwijs, echter duurder dan het reguliere onderwijs.

Er moet dus geld bij, net zoals bij speciaal onderwijs aan de minderbegaafde kinderen – het spiegelbeeld van Leonardo onderwijs, voor wie dit standaard is geregeld. De overheid heeft tot nu echter niet de aparte status van Leonardo onderwijs erkent.

Hoogbegaafdheid is volgens de overheid een kans, helaas ziet de praktijk dit anders: 50 tot 80% van de hoogbegaafde kinderen is niet gelukkig op de huidige school, met soms vergaande gevolgen. Daarbij rondt maar 16% van deze kinderen een universitaire studie succesvol af. Dat betekent dat 84% afhaakt!

We moeten dus af van idee dat hoogbegaafdheid een luxeprobleem is. Met de woorden van Paul Kuipers: “Dit zijn ernstige zorgkinderen, ze hebben aparte begeleiding nodig.”

In Zoetermeer is de situatie net zo ernstig als in Amersfoort: schoolbestuur Unicoz geeft aan dat er een duidelijk draagvlak is voor het Leonardo onderwijs. Echter geen geld. Deze onderwijsvorm blijft voorlopig op de Floriant bestaan, er worden alleen geen nieuwe leerlingen aangenomen.

Ouders van de Leonardo in Zoetermeer hebben zich via een Stichting verenigd om een halt toe te roepen aan het buiten de boot vallen van hoogbegaafde kinderen.

Zowel zij, hun kinderen en de leerkrachten zijn zeer tevreden over het Leonardo onderwijs op de Floriant. Iedereen gaat dagelijks met veel plezier naar school.

Leonardo ouders uit heel Nederland hebben samen de landelijke politieke situatie van hoogbegaafde kinderen geïnventariseerd. Via vooral de VVD en GroenLinks liggen er begrip en goede voornemens op tafel. Echter, de Leonardo scholen kunnen niet eindeloos wachten tot de politiek er een keer aan toe is om aan deze groep kinderen te denken. De houding van de PVDA ten aanzien van deze kinderen biedt daarbij ook weinig hoop.

In Huizen, waar de Leonardo school in augustus start, heeft de lokale politiek het wel begrepen. De plaatselijke wethouder van onderwijs, Liesbet Tijhaar, geeft duidelijk aan dat er sprake is van een achterstand in de onderwijs onderwikkeling voor deze kinderen. De Gemeente heeft al een geldelijke toezegging gedaan om die achterstand weg te werken. Dit bedrag is niet kostendekkend, maar biedt wel hoop voor Huizen.

Nu nog hoop voor de andere Leonardo scholen.

Bekijk de uitzending via:
School hoogbegaafde kinderen in nood

Dorien Kok
http://www.I-CARUS.info

zaterdag 19 juni 2010

Van H naar Beter

Je bent als ouder na jaren vechten voor je kind blij dat je eindelijk een school hebt gevonden waar je kind wel fulltime passend onderwijs kan krijgen. Maar dan blijkt er in de praktijk een probleem te zijn die het hele verhaal een plots en vervelend einde kan geven: het vervoer.

Dit probleem speelt in heel Nederland.

De kinderen waar het hier om gaat wonen in Hilversum, Weesp of zelfs verder zoals in Purmerend. Zij gaan per augustus naar een school in Huizen, de Leonardo school.
Daar start dan een nieuwe schoolafdeling die hun kind wel kan bieden wat al die andere scholen in hun eigen woonplaats niet konden.

Voor sommige ouders wordt dit mogelijk nog een verhaal zonder gelukkig einde. Ze lopen tegen problemen aan op het gebied van vervoer, waarbij ze dus hoopten op hulp van hun gemeentebestuur.

Helaas, waar bijvoorbeeld de gemeentes Venlo, Utrecht, Zwolle, Rotterdam, Sliedrecht en Zutphen ouders geholpen hebben is er in deze regio sprake van gemeentes die op nee staan voordat er ook maar een aanvraag leerlingenvervoer is ingediend.

Met dat slechte nieuws nog in hun oren hebben ouders de afgelopen vrijdagavond samen overlegt, voor een oplossing voor “ van Hier naar Beter”.

Het gaat om meerdere problemen, waarvan de meest simpele nog is: hoe kom ik ’s morgens om half 9 op 2 adressen te gelijk. Niet alle kinderen uit het gezin gaan naar de Leonardo school, dus is er sprake van dat ze om half negen op een school in hun woonplaats moeten staan, maar ook op de stoep van de Leonardo school in Huizen.

Een vader heeft aangeboden om 2 maal per dag met zijn auto heen en weer te rijden tussen Hilversum en Huizen. Daarbij mogelijk niet realiserend wat voor impact dat heen en weer rijden heeft. Een moeder uit Almere heeft die impact al ondervonden doordat ze een jaar lang, als tussenoplossing, in totaal 22.000 kilometer extra heen en weer reed tussen huis en school. Kosten: ruim € 4000. ’s Morgens in de file, daardoor vaak te laat op school. Niet naar school kunnen bij gladheid, zoals afgelopen jaar vaak gebeurde. Daarbij geen baan kunnen hebben omdat je aan het heen en weer rijden blijft, vooral op vrijdag als één kind nog wel ’s middags naar school moet en de andere niet. En zij is nog niet eens de recordhouder, dat is een moeder uit Rotterdam. Die had een zoon die naar Venlo moest voor passend onderwijs, op de Leonardo school daar. En wat als je zelf geen auto hebt?

Dat is dus eigenlijk geen oplossing. Wat dan wel: vergoeding van reiskosten, zodat de ouders het reizen kunnen betalen of samen een professionele oplossing kunnen betalen. Zoals eigenlijk normaal is voor kinderen die naar het passend onderwijs toe moeten reizen omdat het in hun eigen woonplaats niet voorhanden is.

Ik wil geen oordeel vellen over gemeentes die op nee staan. Ik wil wel dat ze nadenken over de impact die hun nee op de gezinnen heeft. Voor sommigen gezinnen zal dit namelijk betekenen dat ze toch nee moeten zeggen tegen de Leonardo school. En dat betekent dat de ouders hun kinderen terug moeten sturen naar een schoolsituatie waar hun kinderen niet gelukkig zijn en waar ze niet krijgen waar ze, net als ieder ander kind, recht op hebben: passend onderwijs.

Mocht je als lezer van dit stuk een oplossing weten of kunnen bieden voor dit probleem, mail me dan via dorien@i-carus.info.

Voor meer informatie over de Leonardo school: Leonardo Gooi en Eemland.

Dorien Kok
http://www.I-CARUS.info

maandag 14 juni 2010

Je kind als tegenstander

Je zal maar een kind hebben die continue anderen irriteert en pest, die opstandig en agressief is. Die kinderen zijn er, er is ook een naam voor: ODD

ODD staat voor Oppositional Defiant Disorder, op z’n Hollands gezegd: oppositioneel opstandig gedrag. Oppositioneel kun je lezen als dat ze altijd van de tegenpartij zijn.

Voor het voetballen is het hebben van een tegenstander wel handig, in deze vorm is dit het absoluut niet.

Die kinderen maken ruzie, zijn driftig, zijn niet gehoorzaam. Regels zijn niet voor hun bedoeld. Op sociaal gebied zijn er ook duidelijke verbeterpunten, zowel in de omgang met volwassenen, als in die met leeftijdsgenoten.

ODD komt vaak voor bij kinderen die ook een diagnose hebben als bijvoorbeeld ADHD, autisme en een reactive hechtingsstoornis. De symptomen lijken vaak ook op elkaar. Het kind kan er niets aan doen dat dit gebeurt, het is een disorder – oftewel aandoening.

Nu heeft niet ieder kind dat deze kenmerken heeft meteen ook ODD. Er zijn ook kinderen die dit gewoon tot de kunst verheven hebben. Pubers kunnen bijvoorbeeld ook gewoon vanuit hun puberschap het bloed onder je nagels vandaan halen!

De strategieën die er voor ODD liggen kunnen ook gebruikt worden op pubers en andere kinderen die er een eenzijdig leuk feest van maken.

Wat kun je doen als ouder:
- Zorg dat thuis de neuzen van alle volwassenen dezelfde kant op staan. Maak samen met je partner vaste afspraken over wat wel en wat niet mag en hoe iets moet gebeuren.
- Laat je niet verleiden tot het welbekende driehoekje waarbij de een ouder plots niet alleen het kind, maar ook de partner als tegenstander heeft. Kinderen kunnen dat zo goed!
- Maak als partners vaste afspraken over hoe er op bepaald gedrag gereageerd wordt. Vertel dit ook aan het kind, zodat het weet waar het aan toe is als het zich niet aan de afspraak houdt. Wees dan ook consequent!
- Reageer niet emotioneel, dat is zo lachen voor het kind! Als je merkt dat je het even niet trekt, vraag dan of je partner het even overneemt of meld dat je er later op terug komt.
- Probeer het eens met negeren. Wat gebeurt er als je je kind de rug toedraait en wat anders gaat doen als het onredelijk is. Gewoon even één keer zeggen dat je hier niet op gaat reageren.
- Neem op tijd rust voor jezelf, zodat je weer bij kunt tanken.
- Stel een reactie uit, zeg dat je eerst bedenktijd wil.
- Beperk TV en computer voor je kind. Stel duidelijke grenzen op dit gebied. Eén op de 5 kinderen is verslaafd aan de computer. De spelletjes, en in mindere mate ook TV, hebben een sterke invloed op de kinderen. Gebruik die tijd bijvoorbeeld om positief met je kind te linken. Ga er soms ook bij zitten als je kind TV kijk of computert.

Zoek hulp als je het echt niet redt.

Dorien Kok
http://www.I-CARUS.info

donderdag 10 juni 2010

Nederlandse talenten: wel de start, maar niet de finish.

Om in het hoger onderwijs terecht te komen moet je eerst langs start: de basisschool. Daarna het Voortgezet Onderwijs.

Uit onderzoek is gebleken dat maar 16% van de Nederlandse talenten de finish haalt, oftewel een universitaire opleiding succesvol afsluit.
De rest haakt vroegtijdig af, in verband met ons huidige onderwijssysteem, dat niet gericht is op onderwijs aan getalenteerde en hoogbegaafde kinderen.

Dat er een link ligt met het huidige onderwijssysteem is denk ik wel bewezen door onderzoeken voor het basisonderwijs zoals van het AOB – 80% van de leerkrachten herkent een hoogbegaafd kind niet en een zelfde aantal leerkrachten weet niet wat het hoogbegaafde kind nodig heeft (2008)- en het recente gepubliceerde onderzoek van CNV Onderwijs over labelkinderen.

Het logisch gevolg van dat de overheid geen passend onderwijs biedt aan hoogbegaafden in Nederland is het ontstaan van de Leonardo scholen, voor basis onderwijs en voortgezet onderwijs (VO). Deze scholen bieden het spiegelbeeld aan onderwijs dat gegeven wordt aan kinderen die minderbegaafd zijn, oftewel het speciaal onderwijs.

Het gaat niet alleen om de technische mogelijkheden. Waar het ook om gaat is de inhoud, die er voor moet zorgen dat de student de VO opleiding zo passend ervaart dat hij of zij niet afglijdt van het VWO naar misschien wel de VMBO. Dat deze niet afhaakt omdat de manier van lesgeven niet hoort bij de manier van leren. Dat de studie een uitdaging is en de student niet 50% van de tijd niets te doen heeft, niet gemotiveerd en gestimuleerd wordt.

Er is sprake van groei op dit gebied, zoals door de Leonardo Colleges en de geplande 24 begaafdheidsprofiel scholen van de overheid zelf.

Deze andere manier van denken en doen voor getalenteerde leerlingen moet toch ook in het reguliere onderwijs opgepakt kunnen worden? We kunnen immers niet met zijn allen naar de Leonardo Colleges en de begaafdheidsprofiel scholen. Ze zijn ook niet overal voorhanden. Daarbij heeft elke Leonardo school een vast financieel tekort omdat passend onderwijs gewoon duurder is. Nu zijn het vaak de ouders die geld moeten regelen, via sponsoring of uit eigen portemonnee.

Op papier hebben we 4 onderwijsmodellen voor getalenteerde kinderen in het reguliere Voortgezet onderwijs: compacten en verrijken, individuele leerstoflijnen, VWO Plus programma’s en het Draaideurenmodel. In de praktijk hebben we een duidelijk gemis aan expertise, wil en inzet. Dit is echt specialistenwerk, daar moet je in investeren.

Leuke voorbeelden? Afdelingsleiders voor de brugklas die zeggen dat je met een IQ van 129 niet hoogbegaafd bent en daarom geen onderwijsaanpassingen nodig hebt en niet naar het VWO+ kan. Of een school die stopt met begaafdheidsprofiel school zijn omdat de leerkrachten geen zin hebben in extra’s voor leerlingen die er naar hun mening toch wel vanzelf komen, ze hebben toch talent? Oftewel: mensen die specialistisch werk moeten doen, maar absoluut geen specialist zijn op dit gebied.

Kijk daarom ook eens naar de onderwijspraktijk in de klassen, waar de werkelijke invulling van het stimuleren van talenten plaatsvindt. En kijk eens naar de vorming, oftewel de opleiding van de leerkrachten. Zij bepalen immers de praktijk.

Misschien kan voormalig landbouwminister Cees Veerman dit oppikken, nu hij is klaar is met de Commissie Toekomstbestendig Hoger Onderwijs Stelsel.

Dorien Kok
http://www.I-CARUS.info

maandag 7 juni 2010

PVDA: " hoogbegaafde kinderen kosten klauwen met geld".

Ouders van hoogbegaafde kinderen hebben samen online onderzoek gedaan naar de politieke positie van hun kind in het onderwijs.

Een inventarisatie van de meningen van politieke partijen over onderwijs aan hoogbegaafde kinderen en specifiek over Leonardo scholen levert een duidelijk plaatje op over hoe de mening van de partijen daarover is.

Ter verduidelijking: Leonardo scholen, een snelgroeiende concept en succesvolle onderwijsformule, bieden hoogbegaafde kinderen op de basisschool en in het voortgezet onderwijs fulltime passend onderwijs, aangeboden op de manier die bij hun past: top down. Het normale schoolprogramma wordt zo samengevat (“compacten”) dat er ruimte is voor heel veel extra vakken. Wat in 2007 begon met één school in Venlo is gegroeid naar het komend schooljaar 80 scholen in heel Nederland. Het einddoel is landelijke dekking.

De Leonardo scholen, of beter gezegd afdelingen, wonen in bij een reguliere school.

Meest opvallend is de mening van de PVDA, die hun campagne voert onder de leus: “Iedereen telt mee.” Met de woorden van de PVDA leider Job Cohen: “Ik wil ons land sterker en fatsoenlijker maken, een land waarin iedereen meedoet en meetelt.”

Helaas hebben we na dit onderzoek moeten concluderen dat bij de PVDA niet echt iedereen meetelt, bijvoorbeeld het hoogbegaafde kind.

Het begint nog hoopvol: een PVDA beleidsmedewerker onderwijs van de Tweede Kamerfractie van de PvdA gaf aan dat ons onderwijs teveel is afgestemd op het gemiddelde kind. Het doet daarom vaak geen recht aan zowel zwakbegaafde als hoogbegaafde leerlingen. De PVDA staat naar zeggen sympathiek tegenover de Leonardo Stichting omdat het de problematiek rond het onderwijs voor hoogbegaafden onder de aandacht brengt. 


Daar zit echter een grote maar aan. Citaat: “het zou echter klauwenvol geld kosten om zelfstandige schooltjes met kleine klasjes voor hoogbegaafden op te richten en in alle eerlijkheid moeten we zeggen dat de PVDA, ondanks dat juist de PVDA wil investeren in het onderwijs, zoiets niet kan waarmaken. Dat zou ook in strijd zijn met de PVDA gedachte: “Samen waar het kan, apart waar het moet”. De PVDA ziet het in dit verband eerder zitten om reguliere basisscholen ook passend onderwijs voor hoogbegaafden te laten bieden. Dat kan dan betekenen dat sommige vakken samen en andere vakken apart worden aangeboden.” 


Daarnaast is de Leonardo Stichting volgens de PVDA natuurlijk een heel waardevol initiatief als bron van expertise voor de reguliere scholen.

In het eerste stukje blijkt al dat de PVDA eigenlijk niet eens weet wat Leonardo onderwijs is. Zoals eerder gezegd zijn Leonardo scholen geen kleine zelfstandige schooltjes, de Leonardo afdelingen wonen bij een reguliere school in. Kinderen kunnen op schoolpleinen mixen en spelen met elkaar.
Alleen in de klas moet het gescheiden zijn omdat een hoogbegaafd kind lesstof op een andere wijze moet aangeboden krijgen (topdown) om dat te kunnen opnemen en dat sluit niet aan met regulier onderwijs. De kloof met leeftijdsgenoten kan ook erg groot zijn.

Sharon Dijksma, PVDA staatssecretaris van Onderwijs in het kabinet Balkenende IV, heeft een hele duidelijke mening over het Leonardo onderwijs. In gewoon Hollands vertaald zegt ze in een brief aan een ouder: ouders moeten niet denken dat hun kinderen bijzonder genoeg zijn voor speciaal onderwijs. Plusklasjes zijn meer dan genoeg… Bovendien was er al door de overheid geïnvesteerd in hoogbegaafdheid middels de steun aan een onderzoek in Nijmegen met betrekking tot de doeltreffendheid van Leonardo onderwijs. Waarop je dan denkt: wat valt er nog te onderzoeken als de scholen zich door geldgebrek niet staande kunnen houden? En die Plusklasjes, die eigenlijk bedoelt zijn voor meerbegaafde kinderen, die worden toch meestal particulier door de ouders zelf betaald?

Ik denk dat de PVDA de bedoeling van het Leonardo onderwijs nog niet heeft begrepen als ik een nee hoor, terwijl het PVDA onderwijsmotto “Samen waar het kan, apart waar het moet” is.
Ik verwijs de PVDA graag naar: “Waarom speciaal onderwijs voor hoogbegaafde kinderen”

De PVDA meent ook dat “de Leonardo Stichting natuurlijk een heel waardevol initiatief is als bron van expertise voor de reguliere scholen”.
Erg cru dat de expertise voor alle scholen in Nederland in de praktijk betaald wordt door sponsoren die gevonden zijn door de ouders van de hoogbegaafde kinderen op de Leonardo school en ook door die ouders zelf.
Wat nog geen zekere toekomst heeft trouwens gezien het artikel in de Trouw van 22 mei jongstleden “Scholen voor bollebozen in geldnood”.

Het betalen van expertise in scholen lijkt me eerder een punt van de overheid. Dat gebeurt voor andere kinderen immers ook via Regionale Expertise Centra (REC). Bijvoorbeeld REC-4, waar ook veel ouders van hoogbegaafde kinderen aanbellen in verband met gedragsproblemen bij hun kinderen, gedragsproblemen die hoogbegaafde kinderen kunnen ontwikkelen ten gevolge van niet passend onderwijs. Er zitten ook hoogbegaafde kinderen in het speciaal onderwijs die er niet thuis horen omdat ze alleen maar hoogbegaafd zijn en het niet meer trokken dat ze letterlijk de helft van de schooltijd niets te doen hebben of leerstof krijgen die ze al jaren beheersen.

Er is een grens aan wat haalbaar is voor een school en een leerkracht. Daarom bestaan er door de overheid volledig gesteunde speciaal onderwijsscholen voor minderbegaafde kinderen. Dat 80% van de leraren het ook niet weten voor een hoogbegaafd kind is ook uit onderzoek gebleken.

Leonardo onderwijs is het tegenovergestelde van het onderwijs voor minderbegaafde kinderen en verdient daarom het zelfde respect als het onderwijs van die kinderen.
Zie positie Leonardo onderwijs.
De betaling van dit onderwijs kan daarom ook op dezelfde wijze gebeuren.

Ik raad de PVDA aan zich eens bij te lezen over dit onderwerp.

Welke partijen hebben wel aandacht voor het hoogbegaafde kind en het Leonardo onderwijs?

De SP vind Leonardo en plusklassen prima, maar zou liever meer geld hebben naar onderwijs in plaats van overhead en denkt dat Leonardo klassen gevolg zijn van regulier onderwijs dat niet in staat is om aandacht te bieden aan ieder individueel kind. Anders gezegd: het passend onderwijs in Nederland is niet passend. Jasper van Dijk, woordvoerder Onderwijs van de Tweede Kamerfractie: “We 
richten ons op goed onderwijs voor iedereen. We maken circa anderhalf
miljard Euro extra vrij voor onderwijs. Dat geld gaan we stoppen in meer
 docenten, minder werkdruk en groepsverkleining. Uit ons eigen onderzoek
 onder ruim 3000 leerkrachten blijkt dat leerkrachten op zich veel plezier 
in hun vak hebben, maar zich belemmerd voelen door de omstandigheden. Daar
wil de SP aandacht voor: omstandigheden verbeteren, de werkdruk omlaag en
 de klassen verkleinen. Hierdoor komt er ruimte voor aandacht voor elk
 kind.”
Verder: “Passend Onderwijs als idee is prachtig, maar
 door de bezuinigingen zijn de klassen al te groot. Als dan ook nog 
bezuinigd wordt op het Speciaal Onderwijs en kinderen die extra aandacht 
nodig hebben in gewone klassen erbij komen, wordt de druk op leerkrachten
enorm. Leerkrachten maken zich daar grote zorgen over en wij ook. 

Je vraagt zo ook nogal wat van een leerkracht! De praktijk op school, in
 de klas is een andere dan de praktijk die op papier geschetst wordt…’”
www.passendonderwijspastniet.nl

Goed onderwijs moet er inderdaad zijn voor iedereen. De Leonardo scholen zijn ontstaan omdat er geen aandacht was voor deze kinderen. Ook deze kinderen met een hoog leervermogen hebben het recht om zich in een uitdagende leeromgeving zonder belemmeringen en in hun eigen tempo kunnen ontwikkelen. En de praktijk op de Leonardo scholen bewijst dat deze vorm van onderwijs voor hun passend is. Dit zal het reguliere onderwijs nooit kunnen bieden. Ook niet passend onderwijs voor het minderbegaafde kind.

Van D66 geen mailreactie. D66 zegt op de site: “D66 wil optimale talentontwikkeling en diversiteit in het onderwijs. Ieder individu moet zich op zijn eigen niveau, op zijn eigen manier en in zijn eigen tempo kunnen ontwikkelen. Mensen hebben verschillende talenten en verschillende capaciteiten. D66 wil startverschillen minimaliseren en talentontwikkeling optimaliseren. Dat vraagt om maatwerk.” 


Bedoelen ze dan ook dat ze Leonardo onderwijs als speciaal onderwijs zouden willen aanmerken?

Het CDA heeft het onderwijs aan hoogbegaafden ook op de agenda staan.
Ik citeer: “Het CDA hecht veel waarde aan vormen van passend onderwijs, zowel voor moeilijk lerende kinderen als voor hoogbegaafde kinderen. Op onze kandidatenlijst hebben we iemand staan die de afgelopen jaren speciale aandacht heeft besteed aan passend onderwijs, en dat de komende vier jaar ook weer wil gaan doen. Dit is Kathleen Ferrier. Ze staat op plaats 19.”
De Tweede Kamer fractie van het CDA heeft twee werkbezoeken aan een Leonardo afdeling gebracht. De CDA bezoekers hebben zich openlijk uitgesproken over de financiering van het Leonardo onderwijs, alleen het hoe bleef een vraagteken. Helaas hebben alle kabinetten Balkenende nog niets concreets opgeleverd voor deze kinderen.

GroenLinks antwoord: “Leonardo scholen worden door het Ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur helaas niet als speciaal onderwijs gezien, omdat er wordt gezegd dat hoogbegaafde leerlingen ook naar reguliere scholen kunnen gaan. Dit vinden wij onacceptabel aangezien veel talent verloren gaat en kinderen in de problemen komen. Wij willen juist dat deze scholen een erkenning krijgen, zodat ze ook gesubsidieerd kunnen worden. Ons standpunt is dan ook dat er geïnvesteerd moet worden in Leonardo scholen.”

De VVD is het meest positief voor het hoogbegaafde kind:
“De VVD is zeker voor deze speciale vorm van fulltime passend onderwijs voor hoogbegaafde kinderen. Ons Kamerlid Ineke Dezentje Hamming steunt zelfs de Leonardo Stichting en heeft zich al eens uitgelaten dat het ministerie zou moeten opschieten om het te erkennen, zodat leerlingen die naar zo’n school moeten in aanmerking komen voor leerlingenvervoer. Op haar website kunt u meer informatie lezen. “
Ineke Dezentje Hamming staat op plaats 14 op de verkiezingslijst bij de VVD.

Er is dus via de laatste genoemde partijen nog hoop voor het hoogbegaafde kind, alleen niet bij de PVDA.

Graag dus zo snel mogelijk om tafel met zijn allen. De ouders zijn er klaar voor!

Dorien Kok
http://www.I-CARUS.info

donderdag 3 juni 2010

Het meisje met de vleugels

“Er was eens een meisje dat vleugels kreeg, die groeiden uit haar schouderbladen. De buren spraken de ouders er op aan, dat ze die vleugels moesten afknippen, maar de ouders reageerden verbaasd en weigerden. Een poosje later zeiden de buren: “Als je ze dan niet wil afknippen, laat ze dan tenminste kortwieken”. Weer weigerden de ouders en gingen de buren onverrichter zake naar huis. Nog enige tijd later kwamen de buren er weer op terug: “Wat doe je het kind aan?” De ouders zeiden: “We leren haar vliegen”

Auteur: Chris ‘t Mannetje

Dorien Kok
http://www.I-CARUS.info

maandag 31 mei 2010

Het verhaal van Imme Kors

Imme Kors is een 9 jarig meisje met een verhaal. Een verhaal over hoogbegaafdheid.

In deel 5 van de 13-delige televisieserie Van 0 tot 23 laat Jamaine van der Vegt zien wat het verhaal van Imme is.

De familie Kors had het best moeilijk voordat duidelijk werd wat er met hun oudste dochter Imme aan de hand was: zij is hoogbegaafd.



Imme is zit sinds dit schooljaar op een andere school: de Leonardoschool.

Jamaine mocht een middagje mee en zag wat een bijzondere school dit is! De kinderen op een Leonardoschool krijgen leerstof aangeboden, die bij hun interesse en intelligentie past. Ze krijgen bijvoorbeeld al heel vroeg Engels en Spaans. Ook krijgen ze vakken als filosofie, informatica, wiskunde, schaken en dammen. Ze krijgen dat wel op een heel andere manier dan op een gewone basisschool.

Jamaine: “Als je hoogbegaafd bent dan sta je wel echt heel anders in de wereld Je bent niet alleen heel intelligent, maar je ziet de dingen anders. Dat kan Imme zelf heel goed vertellen!”

Dat doet ze dus ook in dit programma, dat dit voorjaar uitgezonden wordt door TV Rijnmond en TV West.

De Leonardoschool van Imme is voor kinderen van 6 tot met 12 jaar en is onderdeel van expertisecentrum Het Pluspunt in Oud-Beijerland. Imme en de andere kinderen van deze Leonardoschool krijgt de leerstof aangeboden op een die aansluit bij de behoeften van deze leerlingen.

Het Pluspunt is één van vele Leonardoscholen die in Nederland gestart zijn. Het passend onderwijs concept voor hoogbegaafde kinderen komt van de Leonardo Stichting.

De uitzending is online te bekijken via Van 0 tot 23.

Dorien Kok
http://www.I-CARUS.info

donderdag 27 mei 2010

Rondom labelkinderen

De uitzending van Rondom 10 gezien rond over labelkinderen? De basis voor die uitzending was een onderzoek van CNV Onderwijs.

De uitkomsten doen me denken aan een eerder onderzoek van de AOB, oftewel de Algemene Onderwijsbond.

Eerst maar eens herhalen wat men op de site van de NCRV zegt over het CNV onderzoek:
“ De overgrote meerderheid van het personeel in het basisonderwijs (62%) vindt het op zich een goede ontwikkeling dat kinderen een etiket krijgen wegens een probleem of stoornis.
Ook denkt het gros (72%) dat de extra zorg en aandacht voor labelkinderen een positieve invloed heeft op hun leven.


Vier op de vijf docenten (81%) vindt dat labelkinderen tot extra werkdruk leiden.
Ruim een derde van de leraren (37%) heeft zo veel probleemkinderen in de klas dat hun werk er onder lijdt.
De opleiding is een probleem: die bereidt onderwijspersoneel volgens bijna twee derde van de ondervraagden (63%) onvoldoende voor op de omgang met probleemleerlingen.


Het groeiend aantal kinderen dat medicijnen krijgt wegens leer- of gedragsproblemen, verontrust een deel van het onderwijspersoneel.
Een kwart (25%) meent dat gelabelde kinderen te snel medicatie krijgen.
Bijna twee derde van de onderwijzers heeft één of meer kinderen in de klas die medicijnen krijgen wegens probleemgedrag. 


Het groeiend aantal ‘etikettenkids’ komt vooral doordat kinderen steeds meer prikkels krijgen, menen de ondervraagden.
Een andere verklaring voor de toename is dat docenten problemen en stoornissen eerder signaleren.
Ook de alsmaar ingewikkelder wordende samenleving en de groeiende druk op kinderen om te presteren spelen een rol.
Net als ouders die te weinig tijd en aandacht besteden aan hun kinderen.”

CNV Onderwijs is volgens de NCRV site blij met de resultaten van het onderzoek:
“ Voorzitter Michel Rog: ‘Het bewijst dat de bereidheid in de school om kinderen extra zorg te bieden, groot is. Maar het onderzoek toont ook aan dat leerkrachten steeds meer tegen de eigen grenzen oplopen.’ Rog pleit daarom juist voor meer investering in het basisonderwijs in plaats van aangekondigde bezuinigingen, zoals op begeleiders voor kwetsbare leerlingen.”

Het onderzoek van de AOB dateert van 2008 en ging alleen over hoogbegaafde kinderen: 80% van de leerkrachten herkent een hoogbegaafd kind niet en een zelfde aantal leerkrachten weet niet wat het hoogbegaafde kind nodig heeft. Dat is dus 4 van 5 leerkrachten!

Ik ben het volledig eens met de heer Rog dat er meer geïnvesteerd moet worden in het basisonderwijs. Niet alleen direct in de klas, maar vooral ook in de opleidingen van leerkrachten. Deze onderzoeken bewijzen ook maar weer eens dat het reguliere basisonderwijs niet is ingesteld op kinderen die anders zijn, die iets meer of iets anders nodig hebben. Wat wil je ook als je 30 kinderen in de klas hebt zitten!

Mijn aanbeveling is aanpassing van het opleidingstraject voor leerkrachten en kleinere klassen.
Nou snap ik dat ik niet de eerste en meteen ook niet de laatste ben die dit roept. Het wordt echter tijd dat men zich realiseert dat de huidige kinderen de toekomst van ons land bepalen.

Daarbij wil ik meteen aandacht vragen voor een ander idee: specialisten die in dienst zijn van een schoolbestuur.

Je kunt niet, zelfs na een aangepaste opleiding, van een leerkracht verwachten dat hij of zij overal specialist in is. Of dat een school voor elk soort probleem iemand in huis heeft.
Het zelfde geld voor de intern begeleiders (IB-ers).

Wat je wel kunt verwachten is dat een schoolbestuur de specialisten in dienst heeft. Als voorbeeld dyslexie, autisme, hoogbegaafdheid, ADHD experts die in dienst zijn van het schoolbestuur, eventueel in samenwerking met een ander schoolbestuur. Deze personen zijn op roulatie op scholen aanwezig en ondersteunen de leerkrachten en IB-ers.

Dat betekent dat de hulp niet afhankelijk is van rugzaktoekenning aan een kind, maar dat het schoolbestuur de expertise continue in huis heeft en er ook direct actie op gezet kan worden indien dit nodig is: juf belt “ ik red het niet”. De volgende dag is er hulp, dus voordat de boel uit de hand loopt. Daarmee ook geen administratieve rompslomp met lange aanvragen ed.

En dan nog even wat over het onderzoek zelf: het zijn geen etiket of label kinderen, het zijn kinderen met een zorgvraag. En daarbij: als de scholen beter ingesteld zouden zijn op dit soort kinderen zouden het mogelijk niet eens allemaal zorgkinderen zijn of zou het ook niet zo uit de hand lopen.

Het is helaas waar dat de alsmaar ingewikkelder wordende samenleving en de groeiende druk op kinderen om te presteren een rol speelt in het feit dat er steeds meer kinderen zijn met bijvoorbeeld de diagnose autisme. Het groeiend aantal ‘etikettenkids’ komt vooral doordat kinderen steeds meer prikkels krijgen, menen de ondervraagden. Wie zorgt hiervoor? Niet de kinderen zelf!
Leg de schuld daarvoor dus niet bij de kinderen.

Ook de artikel van NU.nl over de uitzending kan wel wat nuancering gebruiken:
“ Er zijn in bepaalde klassen van basisscholen zoveel scholieren die een leerprobleem of gedragsstoornis hebben, dat hun klasgenoten daar onder lijden.” Leg de schuld daarvan alstublieft ook bij de volwassenen, niet bij die kinderen. Dat lijden geldt ook voor de zorgkinderen, die geen passend onderwijs krijgen.

Vind je deze onderzoeken interessant, lees dan ook nog dit blog.

Dorien Kok
http://www.I-CARUS.info

dinsdag 25 mei 2010

Dag van de Hoogbegaafdheid

Aanstaande zaterdag is het weer zover. Om de woorden van het Matilda Fonds (voorheen Fonds Hoogbegaafdheid) te gebruiken: het is dan dé dag waarop hoogbegaafdheid centraal staat in heel Nederland.

Het is alweer de 8e keer dat de Dag georganiseerd wordt. Met ingang van dit jaar wordt de Dag georganiseerd door Mind in Development, omdat de belangstelling met het jaar groeit.

Deze Dag is draait om het gericht geven van informatie over wat hoogbegaafdheid eigenlijk is en welke aspecten bij hoogbegaafdheid een rol kunnen spelen. Daarbij is het ook een Dag vol activiteiten en interessante zaken voor ‘ervaren’ hoogbegaafden. Een uitgebreid aanbod in workshops, lezingen en andere interessante activiteiten zullen garant staan voor een geslaagde dag. Kortom, een Dag voor iedereen die, vanuit professie of voor zichzelf, iets met hoogbegaafdheid heeft.

De toegangsprijs tot de Dag bedraagt € 7,50 per persoon, inclusief koffie en thee. Hiermee heeft u toegang tot het algemene gedeelte van de Dag, de stands, de kosteloze activiteiten en de geplande activiteiten tijdens de middagpauze. De prijzen voor de deelname aan de workshops en lezingen worden door de professionals zelf vastgesteld. Bekijk het programma op hoogbegaafdheid.net. Het is aan te bevelen zich voor de workshops vast aan te melden. Dat kan via de website.

De Dag van de Hoogbegaafdheid vindt plaats op zaterdag 29 mei 2010, locatie: Olympus College – Olympus 11 te Arnhem. Van 10.00 uur (koffie en thee vanaf 9.15 uur) tot 17.00 uur bent u van harte welkom.

Vergeet u niet het Bart Simpson T-shirt?

Dorien Kok
http://www.I-CARUS.info

donderdag 20 mei 2010

Effecten crèche bezoek


In de Trouw van 20 mei een artikel van Edwin Kreulen over het lange termijn effect van crèches op kinderen.

In dit artikel de melding dat onderzoekers van de NICHD, een Amerikaans samenwerkingsverband van verschillende universiteiten dat ruim 1300 kinderen al sinds hun geboorte volgt, melden dat kinderen die de eerste vierenhalf jaar van hun leven meer dan dertig uur per week op de opvang zitten, op hun vijftiende meer onberekenbaar gedrag vertonen en risico’s opzoeken.

Oeps zou je zeggen, is het dan toch waar dat crèches niet goed voor je kind zijn?

In het Amerikaanse onderzoek staat dat de verschillen met leeftijdsgenoten die korter op de crèche zaten klein zijn. De onderzoekers vinden het toch opvallend dat er nog steeds verschil is tien jaar nadat de kinderen de opvang verlieten. Bovendien bleken ook op eerdere leeftijd de effecten hetzelfde. Ze publiceren daarover deze week in The Journal of Child Development

In Nederland is vergelijkbaar onderzoek bezig. Men is daarmee echter nog niet zo over als in de Verenigde Staten.

In de jaren ’80 werd door sommige Nederlandse deskundigen gevreesd dat crèches schadelijk zou zijn voor de gehechtheid tussen ouders (voornamelijk moeder) en kind. Zeker als er thuis ook niet goed aangevoeld wordt wat het kind (emotioneel) nodig heeft. Niet bij ieder gezin is dit immers gegarandeerd.

Zeven jaar geleden was er veel commotie in Nederland, tot in de Tweede kamer aan toe, doordat de Nijmeegse hoogleraar ontwikkelingspsychologie M. Riksen in haar oratie waarschuwde voor schadelijke effecten van veelvuldig crèchebezoek.

Het grote woord in dit geval is waarschijnlijk veiligheid, beter gezegd veilige gehechtheidrelatie.

In hoeverre wil en kan het personeel van de crèche, maar kunnen ook de ouders, een veilige omgeving bieden aan een kind en is er sprake van hechting. Dat dit zeer belangrijk is weten we uit het onderzoek van Wolff & van IJzendoorn(1997). Hechting is bepalend voor een gunstige ontwikkeling van het kind, op alle vlakken. Als ouders dit (bewust of onbewust) niet kunnen bieden is een crèche eventueel een pluspunt.

Je kunt dus niet direct zeggen dat een crèche schadelijk is voor een kind. Wel kun je zeggen dat het belangrijk is dat ouders kijken naar of het kind wel een crèchekind is, de kwaliteit van de crèche – vooral op het gebied van hechting en emotionele veiligheid, het kind niet naar teveel adressen gaat en of het kind niet teveel uren op de crèche zit.

Lees het hele bericht via deze link

Dorien Kok
http://www.I-CARUS.info

maandag 17 mei 2010

Bart Simpson actie van een hoogbegaafd kind

Ken je Bart Simpson? Hij is een “ Underachiever” en hij is er trots op, man!
Nou is niet iedere underachiever, of onderpresteerder op zijn Nederlands, daar trots op.

Ik ken een jongen die van zichzelf weet dat hij een onderpresteerder is en hij heeft het er knap moeilijk mee.

Wat onderpresteren is?
Onderpresteren betekent dat je een prestatie levert die beneden het niveau van je kunnen ligt.
Bij hoogbegaafde kinderen spreekt men van relatief onderpresteren: het kind presteert volgens of boven het gemiddelde van de omgeving maar toch lager dan het niveau waarop het gezien de eigen vaardigheden zou moeten presteren. Omdat men de omgeving niet als referentiepunt kan gebruiken, is deze vorm van onderpresteren moeilijk te herkennen.

Waarom gaat een kind onderpresteren?
-Het kind wil net als ieder ander door de groep leeftijdsgenoten geaccepteerd worden en past zich daarom aan hun normen en gedragingen aan, met kans op afwijzing of verlies van eigen identiteit.
-Het lesaanbod op school ligt beneden het niveau van het hoogbegaafde kind omdat deze is afgestemd op het ontwikkelingsniveau van het normaal begaafde kind.
- Het kind voldoet ruim of net aan de norm van leeftijdsgenoten maar, maar niet aan de eigen norm. Dit levert demotivatie op, vaak met bijkomende vorming van een negatieve spiraal.
- Door onvoldoende uitdaging en begeleiding ontstaan gebrekkige leerstrategieën. Dit geeft aanleiding tot (een gevoel van) falen.

Bij de jongen die ik ken is het lesaanbod op zijn school ver beneden zijn niveau. Zijn ouders zijn al heel vaak in gesprek geweest met school. De ouders weten eigenlijk geen oplossing meer dan van school veranderen. Hij wil eigenlijk niet van school veranderen, omdat hij daar heel veel vrienden heeft. Hij wil gewoon dat school nadenkt over wat hij nodig heeft en ook actie onderneemt die kant op.

Om duidelijk te maken hoe groot het probleem voor hem is hij een eenmansactie begonnen. Met een T-shirt, een Bart Simpson T-shirt.
Zoveel mogelijk dagen in de week draagt hij dit T-shirt op school. Als stil protest.



Wil je mee doen met zijn protest en ook aandacht voor het onderpresteren vragen?
Het T-shirt is gewoon te koop bij de H&M.

Misschien ook wat voor de Landelijke Dag van de Hoogbegaafdheid, op 29 mei aanstaande.

Daar waar Bart geboren werd, de Verenigde Staten, werd het T-shirt trouwens niet gewaardeerd op veel scholen.

Dorien Kok
http://www.I-CARUS.info

vrijdag 14 mei 2010

Oproep voor leerkrachten, IB-ers en schooldirecteuren basisonderwijs

In navolging van het AOB onderzoek van 2008 onder leerkrachten houdt drs. Nathalie van Kordelaar, orthopedagoog/psychosociaal therapeut, een nieuw onderzoek dat verder gaat dan die van 2008.

De uitkomsten van het onderzoek van de AOB, de Algemene Onderwijsbond, waren echt schokkend te noemen: 80% van de leerkrachten herkent een hoogbegaafd kind niet en een zelfde aantal leerkrachten weet niet wat het hoogbegaafde kind nodig heeft.

In dit blog heb ik hier eerder over geschreven: Waarom speciaal onderwijs scholen voor hoogbegaafde kinderen

Het onderzoek van Nathalie van Kordelaar, over de competentiebeleving van leerkrachten in het basisonderwijs tav het bieden van een passend onderwijsaanbod voor hoogbegaafde leerlingen, gaat verder dan het AOB onderzoek uit 2008:

- Hoe competent voelen leerkrachten zich tav het bieden van een passend onderwijsaanbod voor hoogbegaafde leerlingen?
- Is er verschil in competentiebeleving tussen vrouwelijke en mannelijke leerkrachten?
- Is er verschil in competentiebeleving bij verschillende soorten genoten (voor)opleiding(en) bij leerkrachten?
- Is er verschil in competentiebeleving bij leerkrachten die zelf een scholing hebben gehad of leerkrachten die door deskundige collega's op het gebied van hoogbegaafdheid begeleiding krijgen?
- Maakt het hebben van meerdere jaren onderwijservaring uit in competentiebeleving van leerkrachten?
- Hoe schatten IB-ers en directie de competentie van leerkrachten in? Komt dit overeen met het beeld dat verkregen is vanuit de leerkrachtvragenlijst?
- Waar hebben leerkrachten/scholen behoefte aan wat betreft deskundigheidsbevordering?

Het onderzoek gaat via de Radboud universiteit in Nijmegen.

Hiervoor zijn digitale vragenlijsten gemaakt die anoniem kunnen worden ingevuld. Op basis van de uitkomsten van deze vragenlijsten kan bekeken worden hoe competent leerkrachten zich voelen in hun begeleiding van hoogbegaafde leerlingen en of er behoefte is aan deskundigheidsbevordering. Indien ja, hoe deze er dan het best uit kan komen te zien.

Er zijn twee verschillende vragenlijsten: 1 voor leerkrachten (bestaande uit 17 vragen) en 1 voor directie/intern begeleiders (bestaande uit 20 vragen).

Voor alle functies buiten die van de directie/intern begeleiders is de vragenlijst voor leerkrachten het meest toepasbaar.

Ik zou jullie willen vragen een paar minuten tijd te nemen om de vragenlijst die het best bij jouw functie past in te vullen. Tijdsbestek is maximaal 10 minuten.

De link voor de leerkrachtvragenlijst is: leerkrachten

De link voor de vragenlijst voor directie/intern begeleiders is: directie/intern begeleiders

Stuur de vragenlijst gerust door naar andere collega's binnen het onderwijsveld. Hoe meer ingevulde vragenlijsten hoe beter!

Namens Nathalie van Kordelaar alvast veel dank voor jullie moeite!

Dorien Kok
http://www.I-CARUS.info

maandag 10 mei 2010

Is thuisonderwijs in strijd met het belang van het kind?

In 2002 is er aan de hand van Henk Blok een onderzoek verschenen over de effectiviteit van thuisonderwijs, geïnitieerd vanuit het SCO-Kohnstamm Instituut/UvA Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen in Amsterdam.

In Nederland is men niet zo happig op thuisonderwijs. Dit staat ook in de Leerplichtwet van 1969. Hooguit een bijzondere levensovertuiging geeft een ja voor thuisonderwijs.
In het buitenland, zoals in de Verenigde Staten, Canada en Engeland is thuisonderwijs wel een bekend verschijnsel.

Wat men zich vaak niet realiseert is dat thuisonderwijs al langer bestaat dan schoolonderwijs. Pas in de 19e eeuw kwamen er voor het eerst onderwijs- en schoolwetten. De leerplicht bestaat ook pas sinds 1900. In die tijd was er nog wel ruimte voor de ouders om voor thuisonderwijs te kiezen.

Waarom is het sinds 1969 zo moeilijk om je kind thuis les te geven? Omdat de regering (Wakelkamp 1996) van mening was dat thuisonderwijs in strijd is met het belang van het kind.

Is dit echt zo?

De conclusie van Henk Blok is een duidelijke nee. Ouders zijn niet onbekwaam om hun eigen kinderen les te geven. De praktijk van ouders die met hun kinderen naar het buitenland verhuizen bewijst dit. Het succes van de Wereldschool, die met hulp van de overheid lespakketten samenstelt en eventueel ook didactische ondersteuning biedt, spreekt daarbij voor zich.

Ook ervaringen in het buitenland, waar de wetgeving minder restricties kent (o.a. in België, Denemarken, Engeland, Frankrijk, Ierland, Italië, Noorwegen en Portugal) wijzen hierop. In de Verenigde Staten is thuisonderwijs in 1993 zelfs gelegaliseerd.

Waar voor de Europese landen het aantal kinderen dat thuisonderwijs ontvangst waarschijnlijk minder dan 1% bedraagt, gaat het in de Verenigde Staten om 1,7 tot 3 %.

Voor het onderzoek van Henk Blok waren er 8 bruikbare onderzoeken beschikbaar, waarvan 7 uit de Verenigde Staten. Men maakte voor die onderzoeken gebruik van een vergelijkende groep kinderen, die geen thuisonderwijs hebben gevolgd.

De conclusie van Henk Blok is duidelijk, bijna alle in dit onderzoek gebruikte onderzoeken wijzen in dezelfde richting: kinderen die thuisonderwijs gekregen hebben onderscheiden zich in hun schoolvorderingen en in hun sociaal-emotionele ontwikkeling in positieve zin van hun leeftijdsgenoten die schoolonderwijs gekregen hebben. Volgens sommige onderzoeken bedraagt de gemiddelde voorsprong van de thuisonderwijs kinderen zelfs meerdere jaren. Een dergelijke voorsprong mag je volgens Henk Blok fors noemen.

Het aantal onderzoeken waarin daarentegen geen verschillen tussen thuisonderwijs kinderen en schoolkinderen gevonden zijn is klein. Henk Blok geeft daarbij aan dat aanwijzingen voor een achterstand bij thuisonderwijs kinderen zelfs volledig ontbreken.

Leertechnisch spreken we van een voorsprong van 1 jaar bij een 6 jarig kind tot maximaal 4 jaar bij een 14 jarig kind. Kinderen die hun hele leven thuisonderwijs hebben gekregen halen hogere scores dan kinderen die slechts een gedeelte van hun leven thuisonderwijs hebben gekregen.

Op sociaal–emotioneel gebied liggen er conclusies dat de kinderen gemiddeld genomen sociaal vaardiger en rijper zijn. Thuisonderwijs kinderen hebben een beduidend positiever zelfconcept dan schoolkinderen. De kinderen vertonen minder gedragsproblemen.
Voor het vervolgonderwijs is er sprake van een sociaal en emotioneel betere aanpassing als ze gaan studeren.
Waarbij bij schoolkinderen gemiddeld genomen sprake is van een afnemende leermotivatie, blijft de leermotivatie bij thuisonderwijs kinderen op peil of neemt zelfs toe.

Moet ik nu mijn kind van school halen en zelf les gaan geven?
Nee, hieruit kan je absoluut niet concluderen dat thuisonderwijs beter is dan schoolonderwijs. Voor deze kinderen speelt namelijk mee dat ze waarschijnlijk een bevoorrechte positie hebben. Ze hebben sterk betrokken ouders, die vaak hoger opgeleid zijn, meer verdienen en die in grotere mate betrokken zijn bij de ontwikkeling van hun kinderen. Een conclusie of de gunstige ontwikkeling ligt aan een gunstige startpositie, het thuisonderwijs of een combinatie daarvan is niet te trekken.

Daarbij kan wel gezegd worden dat de verschillen tussen de Nederlandse en Amerikaanse context betrekkelijk gering zijn. Nederlandse ouders kunnen daarom dezelfde positieve resultaten bereiken als de ouders in de Verenigde Staten.

De goede resultaten van het thuisonderwijs zijn te verklaren vanuit
- het één-op-één onderwijs dat gegeven wordt, met als bijkomend positief gevolg meer preventie en behandeling van leerstoornissen
- de flexibiliteit naar de leerbehoeftes van het kind toe - wat in het reguliere onderwijs onhaalbaar is,
- het effectiever gebruik maken van de leertijd – school zit aan een vast programma vast, ook al heeft het kind minder/meer oefening nodig,
- natuurlijk coachtalent van ouders voor hun eigen kinderen

De gedane onderzoeken waren niet ideaal qua kwaliteit, hoeveelheid en inhoud.
Er is duidelijk meer en beter onderzoek nodig op het gebied van thuisonderwijs.
Het verdient de aanbeveling om te kijken naar een betere vergelijkingsgroep, de vormgeving van het thuisonderwijs en in hoeverre dit efficiënt is. Staan bijvoorbeeld de leerwensen van het kind centraal of is er sprake van een vastomlijnd leerplan.

Wetenschappelijk gezien zijn er geen argumenten om thuisonderwijs als een minderwaardige onderwijs vorm te beschouwen stelt Henk Blok. Thuisonderwijs is geen bedreiging voor het belang van het kind, integendeel. Er zijn goede indicaties dat het toestaan van thuisonderwijs het belang van de kinderen van de daartoe gemotiveerde ouders niet hoeft te schaden. Het is daarom belangrijk om stelling van 1969 om te zetten in een realistische stelling. Om dat te bereiken moet men het Nederlandse leerplichtbeleid opnieuw onder de loep te nemen. Omdat het onderzoek van Henk Blok al uit 2002 stamt is het nu de tijd om echt aan de slag te gaan met dit onderwerp.

Zoals Henk Blok zegt: leren kan ook thuis plaats vinden en misschien zelfs beter.


Dorien Kok
http://www.I-CARUS.info

donderdag 29 april 2010

Reken even mee

Autisme komt voor bij 0,6 tot 1 procent van de Nederlandse bevolking.

Voor ADHD gaat men uit van ongeveer 3 procent.

Hoogbegaafdheid komt bij 2 tot 3 procent van de bevolking voor.

Even rekenen, met als basis 16 miljoen Nederlandse mensen:
Autisme 90.000 tot 160.000 mensen
ADHD 480.000 mensen
Hoogbegaafdheid 320.000 tot 480.000 mensen

Een combinatie van autisme en hoogbegaafdheid komt op papier voor bij 1.800 tot 4.800 mensen, van de 16 miljoen inwoners die Nederland telt.

Een combinatie van ADHD en hoogbegaafdheid komt op papier voor bij 6.400 tot 14.400
mensen, van de 16 miljoen inwoners die Nederland telt.

Een combinatie van deze 3 hier, autisme, ADHD en hoogbegaafdheid, komt dus op papier uitgerekend bij maximaal 144 mensen voor, van de 16 miljoen inwoners die Nederland telt.

Voor zestien miljoen mensen heb ik het dus over volwassenen én kinderen.

Als je het technisch bekijk zou het op papier per provincie verdeeld om 12 volwassenen en kinderen per provincie gaan.

Kan iemand mij vertellen hoe het mogelijk is dat ik alleen al 10 kinderen ken die de diagnoses autisme én ADHD hebben en die ook hoogbegaafd zijn? En dat die allemaal in mijn regio, en dus niet eens in de gehele provincie wonen? Volwassenen met die combinatie ken ik trouwens niet.

Dit kan toch niet?

Er zijn kinderen in Nederland die hoogbegaafd zijn en die daarbij ook terecht een diagnose hebben.

Als je echter de papieren cijfers vergelijkt met de werkelijke praktijk aan diagnoses en vaststellingen in dit land is er iets gigantisch mis op het gebied van hoogbegaafde kinderen.

Zou dit komen omdat ieder kind die gedragsproblemen heeft automatisch bekeken wordt alsof het ADHD en/of autisme heeft?

Een kind kan ook (ernstige) gedragsproblemen vertonen omdat het niet uitgedaagd wordt op school, omdat het uit vervelingsellende de hele dag zit te tellen hoeveel dropjes de meester die dag heeft gegeten (officieel mag je niet eens snoepen in de klas) en daar een jaarverslag van gaat maken? Die zich dus niet concentreert op de les en die ook niet stil kan zitten in de klas?

Of wat met een kind die zich terugtrekt uit de groep omdat het anders is dan de rest, ook niet de zelfde interesses heeft als de klas en hij het huidige lesprogramma al 2 jaar beheerst. Is ook knap lastig als de klas in de pauzes steeds gaat voetballen terwijl jij het wil hebben over de planeten, wat wel jouw ding is.

De gedragsproblemen komen dan niet vanuit het kind , maar uit de niet passende (onderwijs)omgeving.

Wordt het niet eens tijd dat het automatisch naar ADHD en autisme wijzen als oorzaak van gedragsproblemen gestopt wordt en er ook eens naar de omgeving gekeken wordt als mogelijke oorzaak van de gedragsproblematiek? Het probleem zit namelijk niet altijd in het kind zelf.

Voor een hoogbegaafd kind is de route gewoon anders. Laat bij een vermoeden van hoogbegaafdheid er eerst eens een hoogbegaafdheidexpert naar kijken. Pas daarna de onderwijsomgeving aan zodat het onderwijs passend wordt. Is dat geregeld en zijn er nog steeds gedragsproblemen? Dan is het pas tijd om de hoek van ADHD en autisme in te gaan. Eerder niet.

Scheelt ook in het special onderwijs, daar zitten er velen onterecht. En de aanpak – ook in het reguliere onderwijs, gericht op ADHD en autisme slaat bij die kinderen niet aan. Hoe zou dat nou komen!

Dorien Kok
http://www.I-CARUS.info

maandag 26 april 2010

De verraderlijke kloof

Je laat bij je kind een IQ test afnemen en wordt naar huis gestuurd met de mededeling dat er een kloof is geconstateerd bij je kind. Een kloof? Ja, een kloof. Woorden als discrepantie, verbaal en performaal vliegen je om de oren. Men doet er wel erg serieus over.
Wat moet je daar nu mee? Is dit een probleem?

De WISC (Wechsler Intelligence Scale for Children) is een intelligentietest die kijkt naar de vermogens van kinderen. De score is een schatting van de intelligentie en moet ook als zodanig gehanteerd worden.

Iedere test heeft zijn beperkingen, de WISC (nu versie III) dus ook. Deze sinds september 2002 in Nederland gebruikte test leverde namelijk een nieuw fenomeen op, die ook alleen voor deze test geldt: de kloof.

Wat is nou die kloof?

Bij de WISC III wordt er gebruik gemaakt van 2 IQ metingen: het verbaal IQ (VIQ) en het performaal IQ (PIQ). Samen leveren ze via een formule het Totaal IQ (TIQ) op.

Het verbaal IQ is alles wat te maken heeft met woordenschat, redeningsvermogen, taalgevoel en dergelijke.

Performaal zegt iets over hoe je praktisch met je kennis om gaat: hoe los je bijvoorbeeld een praktisch probleem op, hoe is je ruimtelijk inzicht, maar ook je motorische vaardigheid. Je kennisniveau staat hier buiten, het gaat om hoe je praktisch handelt – non-verbaal.

Het kan gebeuren dat er een hogere score is bij VIQ dan bij PIQ, of juist andersom. Dan spreekt men van een kloof. Daarin bestaan dus 2 varianten: de V/P kloof en de P/V kloof.

Nou is het net met wie je het er over hebt of dat het een probleem is of niet. Sommigen zien dit duidelijk als een aanwijzing voor schoolproblematiek.

Er is in 2002 bij het CBO (Reuver) Nederland onderzoek gedaan naar de kloof.
Wetenschappelijk gezien is de kloof geen probleem. Het kan wel een aanwijzing zijn voor verder onderzoek. Daarbij is het zeer belangrijk dat er gekeken wordt naar de oorsprong van de testverschillen.

Kinderen met een hoger IQ hebben een grotere kans op een kloof. Bij kinderen met een verstandelijke beperking of bij hoogbegaafdheid is het zeker verstandig om na te gaan wat de achtergrond is van de uitval op een bepaalde test.

Had het kind geen zin, was het net ziek geweest of klikt het niet zo goed met de tester.

Bij het verbale gedeelte kunnen verschillen negatief of positief verklaart worden:
- de taal waarin de test afgenomen wordt is het bijvoorbeeld de 2e taal van het kind.
- er is sprake van een niet doorlopende lijn in de school carrière, bijvoorbeeld door schoolwijziging
- er is sprake van bijvoorbeeld gehoor- of geheugenproblemen
- er is sprake van een positief verschil door goede scholingsachtergrond van de ouders

De performaal score kan beïnvloed worden door:
- de jonge leeftijd van het kind, met verminderd tijdsbesef en concentratievermogen
- de angst voor tijdsdruk door het gebruik van een stopwatch
- een voorkeur voor metacognitief werken: bij alles een wat, wanneer en hoe bedenken
- problemen op het gebied van plannen of organiseren
- problemen op het auditieve, visuele of motorieke vlak
- perfectionisme vanuit het kind, het foutloos willen werken
- faalangst, geen fouten willen maken

Dan hebben we het nog niet gehad over:
- complete uitval op maar 1 van de testonderdelen
- als het kind al eens eerder getest is
- als er meerdere zeer opvallende afwijkingen geconstateerd worden
- als het een zeldzaam verschil is, vergeleken met andere kinderen komt het dan bijna niet voor

Wat ook een zeer belangrijke rol kan spelen is of er sprake is van problemen op school, in de breedste zijn van het woord.

Er moet dus niet gekeken worden naar de hoogte van het verschil maar naar het waarom van het verschil. Dan ga je van een geloof in het bestaan van een probleem naar constatering van feiten – die soms een hele andere achtergrond van de reden voor het bestaan van de kloof geven, een waar mogelijk geen probleem achter schuilt.

We zijn in afwachting van de Nederlandse vertaling van de WISC IV. We hopen op een snelle verschijning omdat het iets wat onder diens voorganger erg speelde van de kaart haalt. De grootste verandering met de komst van WISC IV is namelijk het schrappen van het Verbaal IQ en Performaal IQ.

Dorien Kok
http://www.I-CARUS.info

donderdag 22 april 2010

Slaap kindje slaap

Heb je dat ook wel eens als je ’s morgens de school binnen loopt dat je denk dat veel van die kinderen er moe uit zien?

Mijn idee hierover werd nog versterkt toen ik leesmoeder werd op school. Om half 9 ’s morgens, als iedereen net fris en fruitig uit bed is gekomen zijn er steeds een paar kinderen die niet op kunnen letten, die maar draaien op hun stoel, die in hun ogen wrijven en die eigenlijk het liefst hun hoofd even op tafel willen leggen. Die gewoon echt moe zijn.

Het is zeer belangrijk dat kinderen goed en lang genoeg slapen.

Bij een chronisch slaaptekort is er sprake van geremde groei, emotionele instabiliteit en kunnen ze niet goed hun best doen op school – hun leerresultaten gaan achteruit.

Kinderen zijn zowel lichamelijk als geestelijk nog volop in ontwikkeling. Slapen is daarom net zo belangrijk als goed eten en afdoende drinken.

Kijk eens naar jezelf als je een nacht erg slecht of kort hebt geslapen, bijvoorbeeld doordat je even flink bent gaan stappen of omdat je kind ziek was en je de halve nacht op hebt gezeten. Hoe voel jij je dan ’s morgens? Knap wrakkerig!

Door dat nachtje draai je de volgende dag op je automatische piloot. Concentratie, ho maar! Motorisch gezien zijn we dan ook niet op ons best. Mogelijk ben je wel hyperactief.

Een week minder slaap levert ons een akelig slecht humeur op en mogelijk zelfs hallucinaties.

Wat zou het effect dan op een kind zijn. Nog veel erger! Wat je dan nog als bijverschijnsel moet optellen is dat er een tekort aan groeihormonen komt, die worden immers ’s nachts aangemaakt. Daarbij groeien de hersenen ’s nachts en worden er nieuwe hersenverbindingen gemaakt. Om die groei te bevorderen is de REM-slaap bij een kind ook dubbel zo lang als die bij volwassenen.

Gaat het niet lekker op school of is er sprake van gedragsproblemen, kijk dan ook eens naar het slaapgedrag van je kind. Goed kunnen leren en slapen zijn namelijk onlosmakelijk aan elkaar verbonden. ’s Nachts verwerkt het lichaam wat er overdag aan input is binnengekomen. Ook eventuele overdag opgelopen stress wordt tijdens de nacht weggewerkt.

Wat is dan de beste methode om te zorgen dat je kind uitgerust op school komt?
- hou je aan een vaste bedtijd
- bouw de dag af, eventueel met een avondritueel zoals voorlezen of nog even zelf lezen. ’s Avonds geen drukke activiteiten
- zorg dat het kind niet met een hoofd vol pieker naar bed gaat. Neem de dag na school even door
- spelen doet wonderen voor goed slapen. De TV en computer juist niet.
- na school geen cafeïne houdende dranken zoals cola en koffie
- neem als het probleem echt niet over gaat contact op met de huisarts.

En hoeveel uur moet je kind eigenlijk slapen?
Op de leeftijd van 4 jaar heb je het over 12 uur slaap. Per 4 jaar een uur eraf. Dan moet je puber van 16 toch echt nog 9 uur slaap hebben!

Dorien Kok
http://www.I-CARUS.info

maandag 19 april 2010

Laat dat kind toch spelen


De juf houdt stug vol dat je kind te weinig speelt, geen belangstelling heeft voor de poppenhoek bijvoorbeeld. Je kind oogt volgens haar nog erg jong, heeft geen aansluiting met de rest van de kleuters. Je kind doet ook niet goed mee in de kring, zegt nooit wat en toont ook geen belangstelling. Misschien maar een extra jaar kleuteren dan. Ieder kind moet toch spelen!

Het kan zijn dat dit kind inderdaad nog een jaar moet kleuteren. Het tegenovergestelde kan echter ook het geval zijn:
hoogbegaafdheid is een woord die we eigenlijk pas vanaf de leeftijd van 6 jaar gebruiken. Tot die tijd spreekt men meestal van een ontwikkelingsvoorsprong. Het kan namelijk iets tijdelijks zijn. Een kind met een bepaalde ontwikkelingsvoorsprong hoeft niet altijd voor te blijven, in vergelijking met leeftijdsgenoten. Onderzoek wijst uit dat de voorsprong meestal niet maar tijdelijk is. Meestal is er sprake van een constante in de ontwikkeling (onderzoek Cahan & Gejman, 1993).

Het is gewoon een feit dat sommige kinderen zich sneller ontwikkelen dan dat de kalender bij kan houden. Officieel is het kind volgens het aantal verjaardagen pas vier jaar, maar eigenlijk is het 6 jaar. Wat niet wil zeggen dat het op elk gebied de 6 jaar is, motorisch is het kind misschien gewoon wel 4 jaar.

Zo’n kind stroomt in groep 1 dus niet binnen op het niveau van elke andere kleuter die begint op school. Er kan een voorsprong van een jaar, misschien wel 2 liggen. Het kind overstijgt altijd het niveau van de groep en zal ook nooit de feitelijke 10 schoolmaanden voor de lesstof van dat jaar nodig hebben. Dit kan ook tot gevolg hebben dat er geen sociale aansluiting is bij de leeftijdsgenoten. Er zijn geen raakvlakken en school zal deze ook nooit bereiken. Wat er dus kan gebeuren is dat een kind na 4 schooljaren, met de leeftijd van 8 jaar, eigenlijk klaar is met de basisschool.

De Leonardo Stichting heeft daar, gebaseerd op onderzoeksgegevens van Rob Brunia, een mooie grafiek van gemaakt, die dit ook laat zien.
Grafiek ontwikkeling hoogbegaafde kinderen

Als we dan even terug gaan naar de 1e kleuterklas, met 4 jaar, dat is het echt duidelijk nodig dat er anders naar kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong gekeken wordt. Dus niet alleen naar de kalender leeftijd, maar ook naar de ontwikkelingsleeftijd.

En op zich is het natuurlijk ontzettend leuk om te spelen met de andere kleuters, maar misschien wordt het ook tijd dat men beseft dat bezig zijn met sommen, lezen en schrijven hun manier van spelen is. En dat je soms niet naar leeftijd moet kijken voor de juiste sociale contacten.

Dorien Kok
http:www.I-CARUS.info

donderdag 15 april 2010

De vroege lezer

Wat moet je er nou mee als ouder, als je kind al voor of in de kleutertijd wil leren lezen. Negeren, want schooltechnisch gezien is het nog te vroeg? Of het kind gewoon de gang laten gaan omdat het er aan toe is?

Voor de standaard leermethode op school is het inderdaad niet handig dat een kind voor de leeftijd van 6 jaar al kan lezen. Voor het kind zelf is het een natuurlijke volgende stap in de ontwikkeling en is het goed. Als je er ook niet in mee gaat kan het thuis knap problematisch worden. Afremmen is natuurlijk ook niet verstandig, omdat je het kind verstoord in zijn eigen ontwikkelingsstappenplan.

Kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong beginnen vaak met een niet realistisch beeld aan hun schoolcarrière: nu begint het schoolleven echt, ik kan hier lezen, rekenen en schrijven. Wat ze al kunnen wordt echter nog niet van hen verwacht. De kleuter met een ontwikkelingsvoorsprong beseft al snel dat het anders is dan de andere kinderen uit de groep. Hierin ligt een duidelijke taak voor de ouders en school. De ouders door hun bevindingen aan school door te geven en op tijd het gesprek aan te gaan. Door op tijd te signaleren en diagnosticeren en de begeleiding aan te passen aan de behoeftes en het niveau van het kind kan school problemen voorkomen. Verveling, faalangst en gedragsproblemen liggen immers op de loer!

Een belangrijke punt om aan te werken in de kleuterklas is het aanleren van een
“ werkhouding”, door hun aangepast materiaal aan te bieden. Laat ze af en toe ook voorlezen in de klas, eventueel samen met de juf. Biedt letters op zo veel mogelijk manieren aan, om verveling tegen te gaan. Zorg er echter voor dat het materiaal ook voor de andere kleuters bruikbaar is. Het is namelijk zeer belangrijk dat het niet opvalt dat sommige kinderen ander werk krijgen. Het kind met een ontwikkelingsvoorsprong moet immers geen uitzonderingspositie in de klas krijgen.

Laat bijvoorbeeld kinderen die al kunnen lezen en schrijven de woorden opschrijven, de andere kinderen kunnen de betekenis tekenen.
Maak het materiaal niet te makkelijk, ook een kind met een ontwikkelingsvoorsprong moet moeilijk ervaren en soms fouten maken. Dat is onderdeel van het groeiproces.

Maak bijvoorbeeld een speelhoek met als thema school. Met papier, schrijfgerei, simpele boekjes maar ook tijdschriften. Het kind dat al kan lezen kan daar zijn of haar gang gaan als meester of juf, en heerlijk met de andere kinderen schooltje spelen.

Bij lezen hoort automatisch ook schrijven. Cognitief kan het zo zijn dat het kind daar ook al aan toe is. De motoriek werkt alleen niet altijd mee. Wat dan belangrijk is, is dat er gekozen wordt voor een tussenoplossing die wel past bij het motorieke niveau, zoals bijvoorbeeld stempelen. Letters knippen en plakken is ook heerlijk om te doen.
Het is voor dit kind wel belangrijk dat er uit wordt gelegd waarom er gekozen voor die tussenoplossing. Voor hun is die tussenoplossing immers niet logisch, ze willen gewoon door.

Kinderen die zelf leren lezen, leren het vaak vanuit de letters, terwijl veel methodes op school vertrekken vanuit woordbeelden. Het omschakelen is dus knap lastig voor een kind. Pas de methode daarom aan naar hun manier van leren lezen. Hou rekening met dat ze grotere denkstappen nemen, minder sturing nodig hebben, en veel meer ruimte voor eigen inbreng en oplossingen nodig hebben.

Stimuleer het lezen. Wie kan lezen heeft immers de hele wereld in zijn handen!

Dorien Kok
http://www.I-CARUS.info

maandag 12 april 2010

Hyperactiviteit

Ik wil een heleboel vertellen over hyperactiviteit en ADHD. Uitleg over wat het is.
Dit filmpje vertelt echter meer dan woorden kunnen zeggen.

Van Disney/Pixar: Hyperactive



Dorien Kok
http://www.I-CARUS.info

woensdag 7 april 2010

Petitie Passend onderwijs voor hoogbegaafde kinderen

Als vervolg op een eerder blog van mij over het waarom van speciaal onderwijs voor hoogbegaafde kinderen, na te lezen via Waarom speciaal onderwijs voor hoogbegaafde kinderen, wil ik jullie aandacht vragen voor een actie van Lenie Wijkstra.

Zij heeft als ouder via het petitieloket Petities.nl een petitie ingediend bij de staatsecretaris van Onderwijs. Deze petitie gaat op 4 juli richting overheid.

Quote: ‘Met deze petitie willen we bereiken dat ook hoogbegaafde kinderen passend onderwijs kunnen volgen dus:
-De Leonardoschool moet gekwalificeerd worden als speciaal onderwijs.
-Hoogbegaafdheid op zich moet worden gekwalificeerd als indicatie voor het aanvragen van “een rugzakje”’

Ik wil jullie vragen deze petitie te lezen en eventueel te ondertekenen.

PETITIE
Wij
de ouders en familieleden van hoogbegaafde kinderen en andere sympathisanten van de Leonardoschool

constateren

dat de overheid in de media naar buiten brengt , geld beschikbaar te hebben voor het onderwijs aan hoogbegaafde kinderen.

Het beleid om “de Leonardoscholen” te kwalificeren als normale basisschool, is daarmee naar ons idee in tegenspraak en een slechte zaak.

Wij vinden dat elk kind recht heeft op passend onderwijs. Voor hoogbegaafde kinderen is dat in veel gevallen De Leonardoschool of extra begeleiding binnen het reguliere onderwijs.
en verzoeken de Minister van Onderwijs, om het onderwijs aan hoogbegaafde kinderen daadwerkelijk te gaan financieren door:

1. Leonardoscholen te specificeren als speciaal onderwijs met de daarbij behorende vergoeding voor leerlingen.
2. Vervoer van en naar de Leonardoschool te financieren.
3. Hoogbegaafdheid op zich te kwalificeren als indicatie voor het aanvragen van een rugzakje om goed onderwijs binnen de reguliere basisschool mogelijk te maken

Tekenen kan via de link Petitie Leonardoscholen

Er kan ook anoniem getekend worden.

Binnen maximaal zes weken krijgen de ondertekenaars van de petitie een formeel antwoord van de overheid via Petitie.nl

Algemene informatie over Leonardo onderwijs via de Leonardo Stichting

Dorien Kok
http://www.I-CARUS.info

donderdag 1 april 2010

Spijbelaar

Wouter is 16 jaar en zit op het VMBO. Wouter spijbelt van school. Best wel vaak. De reden? Hij voelt zich niet veilig op school.

Thuis heeft hij er niets over verteld. Hij wil zijn ouders niet lastig vallen met zijn zorgen.
Zijn ouders waren al geschrokken van zijn laatste rapport, als hij dit ook nog zou vertellen…

Zijn ouders weten dus niet dat hij steeds onder de blauwe plekken zit, dat hij al een heleboel schoolboeken kwijt is doordat ze stuk gemaakt worden door 2 klasgenoten. Hij heeft een voorzichtige poging gedaan om er over te beginnen bij zijn mentor. Die gaf aan het heel erg druk te hebben met rapportvergaderingen.

Vorige week plaatste ik een blog over de Dag van de Leerplicht.
Iemand gaf als een reactie daarop een duidelijke mening over spijbelaars, alhoewel het stuk daar niet eens echt over ging: “ al dat tuig van kinderen die spijbelen door schopploegen naar school schoppen. Zo niet, dan in een steegje afknallen ...”

Dat zou Wouter echt helpen.

Wat Wouter ook “ helpt” is het nieuwe beleid op spijbelaars. Ouders van spijbelende kinderen kunnen hun kinderbijslag verliezen. Volgens staatssecretaris Marja van Bijsterveldt is het één van de nieuwste maatregelen om schooluitval bij jongeren tegen te gaan.

Het gaat om de vaders en moeders van kinderen van 16 en 17 jaar die geen onderwijs volgen maar nog wel leerplichtig zijn. Een kind zoals Wouter dus.

De Eerste Kamer heeft de maatregel om kinderbijslag in te trekken vorige maand goedgekeurd. Jongeren die veel spijbelen kunnen in het uiterste geval ook naar bureau Halt worden gestuurd. Ze kunnen daar trainingen volgen, in bijvoorbeeld sociale vaardigheid. De staatssecretaris wil dat alles uit de kast word getrokken om te voorkomen dat jongeren voortijdig met hun school stoppen zonder dat ze een bruikbaar diploma hebben.

Bij de bestrijding van de voortijdige schooluitval zijn veel partijen betrokken: scholen, de gemeenten, politie, Openbaar Ministerie en maatschappelijke zorgorganisaties.

Wat ik in dit rijtje mis zijn de ouders , maar ook de kinderen zelf. Waarom alleen de officiële instanties?

Betrek de ouders, de MR of ouderraad bij dit verhaal. Maar ook de scholierenraad op school. Stel voor die leeftijd op scholen buddies aan – medeleerlingen wel te verstaan - waar kinderen die niet meteen naar volwassenen durven te stappen, of in het geval van Wouter geen gehoor krijgen, hun verhaal kwijt kunnen.

Wouter is uiteindelijk toch naar zijn ouders gestapt. De 2 daders zijn van school gestuurd.

Dorien Kok
http://www.I-CARUS.info

maandag 29 maart 2010

Sociaal-emotioneel achter?

Als je het over een hoogbegaafd kind hebt dan krijgt je vaak stereotype opmerkingen te horen.
Eén daarvan is dat ze sociaal-emotioneel achter zijn.
Een voorbeeld hiervan is het volgende verhaal.

Paul is 2½ jaar. Hij zit op de peuterspeelzaal. Zijn ouders hebben geconstateerd dat hij zich we heel erg snel ontwikkeld.

Een jongetje bij Paul in de groep, ongeveer even oud, is druk bezig met autootjes. Paul heeft daar belangstelling voor.

“ Mag ik het groene autootje?” vraagt hij.
Het jongetje kijkt hem aan maar reageert niet.

“ Mag ik het groene autootje?” herhaalt Paul.
Het jongetje geeft hem het rode autootje.

“ Ik vroeg om het groene autootje” zegt Paul. Hij neemt het rode autootje niet aan.
Het jongetje gaat door met spelen.

“Mag ik het groene autootje” vraagt Paul voor de derde keer.
Het jongetje geeft Paul de gele auto.

Paul wordt boos en gooit het gele autootje naar de jongen.

Juf ziet dit en wordt boos op Paul. Hij kan nog niet goed samen spelen, zegt juf later tegen de ouders. Sociaal-emotioneel is hij achter is de conclusie.

Zo kun je het inderdaad bekijken.
Je kunt echter ook anders naar dit incident kijken.

Paul heeft in tegenstelling tot de andere kinderen op de peuterspeelzaal besef van kleuren. En van dat je eerst netjes moet vragen als je iets van iemand wil hebben. Dus niet afpakken, wat een ander kind van zijn leeftijd waarschijnlijk zou doen.

Paul heeft geen autootje afgepakt. Paul heeft om het groene autootje gevraagd, niet beseffend dat het andere jongetje niet weet wat groen is. Is ook lastig inschatten als je pas 2 ½ bent.

Heeft Paul dus een achterstand in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling?

Nee. Eerder een voorsprong denk ik!

Dorien Kok
http://www.I-CARUS.info

donderdag 25 maart 2010

Sta open voor dit kind

Deze week begon de campagne 'Sluit hiv uit, niet de mensen met hiv'.

Tijdens deze campagne wordt landelijk aandacht gevraagd voor de stigmatisering van mensen met hiv.

Deze campagne is geen overbodige luxe: ruim één derde van de ouders heeft liever geen kind met hiv in de klas van zijn of haar kind. Ook heeft meer dan één op de tien docenten liever geen collega met hiv.

Dit blijkt uit een onderzoek van TNS-Nipo dat is uitgevoerd in opdracht van het Aids Fonds.

Er bestaat GEEN kans op een hiv-infectie in de normale dagelijkse omgang.
Toch denkt één op de zeven onderwijsmedewerkers en één op de vijf ouders dat een kind risico loopt op besmetting als het speelt met een klasgenoot met hiv.

Er is bij geïnfecteerde kinderen en volwassenen duidelijk sprake van stigmatiseren, sociale uitsluiting en discriminatie. Voor een kind betekent dit op school een mogelijk risico van pesten, discriminatie en buitensluiting.

En waarom? Omdat men bang is voor iets wat men niet kent.
De campagne is dus zeer belangrijk voor erkenning van de problematiek van deze kinderen.

Uit angst voor eventuele negatieve gevolgen vertellen ouders de school niet van deze chronische ziekte, wat deze met de komst van HIV-remmers eigenlijk is.
Dit heeft tot gevolg dat het kind geen emotionele ondersteuning krijgt op school. Ook is er dan geen sprake van aanvullende leerhulp wegens bijvoorbeeld bijhorend ziekteverzuim.

Vaak weten de hiv-positieve kinderen op jonge leeftijd zelf ook niet waarom ze medicijnen slikken en steeds naar het ziekenhuis moeten. Zo bang zijn de ouders voor het bekend worden van de situatie van hun kind.

Er is geen wettelijke verplichting voor de ouders om de hiv-positiviteit te melden. Verstandig is het wel. Dit hoort in school vertrouwelijk te blijven, er mag alleen met toestemming van de ouders met derden over deze problematiek gesproken worden. Zoals er voor ieder kind recht op vertrouwelijkheid en privacy is, is dit er ook voor het hiv-positief kind. Van geen enkel kind ligt immers het medische verhaal op het schoolplein.

De veiligheid voorzorgmaatregelen bij eerste hulp op school zijn standaard. Voor een hiv-positief kind, maar dus ook voor een kind zonder hiv geldt:
- vermijdt altijd contact met bloed
- gebruik bij ongelukjes met bloed wegwerp handschoenen
- ruim gemorst bloed altijd meteen op en desinfecteer de plek met alcohol 70%
- dek wondjes aan de handen zoveel mogelijk af met een waterafstotende pleister

Zoals gezegd: een hiv-geïnfecteerd kind vormt in het onderwijs geen groter risico dan welk ander kind ook. Sta dus open voor dit kind.

Bij de campagne hoort de gids 'Positief leert', een vraagbaak voor ouders van hiv-patiënten. Het boekwerk bevat onder meer een plan van aanpak voor ouders die hun omgeving willen inlichten over de besmetting van hun kind.

Meer informatie via Hoe positief ben jij?

Dorien Kok
http://www.I-CARUS.info

maandag 22 maart 2010

Dag van de Leerplicht

Vorige week was er de dag van de leerplicht, georganiseerd door het ministerie van OCW, leerplichtambtenaren, brancheorganisatie Ingrado en scholen.

De dag is bedoelt voor leerlingen van het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en voor leerkrachten.

Daarvoor was ook een site beschikbaar: Dag van de Leerplicht
Op deze site staat een heleboel informatie over leerplicht:

Wat is de leerplicht?
Volgens de huidige leerplichtwet moeten kinderen verplicht naar school vanaf hun 5e tot en met het schooljaar waarin ze 16 worden (volledige leerplicht). Daarna geldt de kwalificatieplicht. Dit houdt in dat alle jongeren tot hun 18e verjaardag onderwijs moeten volgen, tenzij ze een startkwalificatie hebben. Een startkwalificatie is een havo-, vwo- of mbo2-diploma.

Naar school gaan is niet alleen een plicht maar vooral ook heel erg leuk, zegt men op de site. Kinderen hebben het recht om zich te ontwikkelen en een diploma te halen.

Geschiedenis van de leerplicht
In 1900 is de eerste leerplichtwet met 50 tegen 49 stemmen aangenomen. Een tegenstander van de wet (Francis David Schimmelpenninck) viel van zijn paard en miste de stemming. Voorstanders van de leerplichtwet zeiden: “Het paard is verstandiger dan zijn meester”. De wet moest kinderen beschermen tegen kinderarbeid. Vroeger moesten kinderen in fabrieken of op het land werken. Daardoor konden ze niet naar school. De leerplicht was vooral naar ouders gericht. Als zij hun kinderen toch lieten werken en niet naar school lieten gaan, kregen ze een boete. Ook nu nog beschermt de leerplichtwet de jeugd als het gaat om het recht om te leren. Je zou dus ook wel van een ‘Leerrechtwet’ kunnen spreken.

Tijdens de Dag van de Leerplicht staan alle leerlingen, ouders en leerkrachten stil bij het feit dat kinderen in Nederland naar school mogen om zich te ontwikkelen. Scholen en leerplichtambtenaren organiseerden voor 18 maart door het hele land acties rondom het thema School? Bekijk `t…eens anders!

Wat was er op jouw school te merken van de dag van de leerplicht?

Dorien Kok
http://www.I-CARUS.info