donderdag 25 februari 2010

Vluchten of aanvallen

Zijn hartslag vloog omhoog, je zag de paniek in zijn ogen. Hij kreeg hartkloppingen en voelde zich alsof hij over moest geven. Z’n hoofd knalde er bijna af, had hij het gevoel.

Wat moest hij doen: vluchten of aanvallen.


Klinkt als een stuk uit een spannend jongensboek: de piraten kwamen er aan en hij moest kiezen. Kon hij in zijn eentje tegen 4 piraten op of was het beter om te vluchten.


Dit is echter geen piratenverhaal, dit is een verhaal van Tim - 8 jaar, op school. Hij heeft continue het idee dat hij de piraten elk moment tegen kan komen. Niet omdat hij teveel fantasie heeft, nee, dat niet. Wil je weten waarom? Omdat hij bang is. Op school.


Waarvoor is hij dan bang?

Bang omdat hij nog nooit iets moeilijk heeft gevonden en nog nooit gefaald heeft.


Waar hebben we het dan over? Over faalangst.

Faalangst is een echte angst: het lichaam verkrampt. Er wordt extra adrenaline aangemaakt in je lichaam uit het gevoel van angst, die om een vlucht of aanval reactie vraagt. De adrenaline zorgt voor een versnelde hartslag en een verhoogde bloeddruk. Dit kan lichamelijke klachten geven, variërend van hartkloppingen, darmklachten, hoofdpijn, tot aan een black-out aan toe.


Hoe komt Tim al zo jong aan faalangst, hij is immers pas 8 jaar.

Eigenlijk is dat heel logisch. In zijn jonge leven had Tim weinig faalmomenten, hij had geen fouten om van te leren. Hij had daardoor ook niet geleerd dat fouten maken mag en dat je daar van leert.


Hoe kan dat?

Tim zijn ontwikkeling ging heel snel, en heel erg goed. Met 1 jaar en 7 maanden wist hij al alle automerken uit zijn hoofd. Lezen kon hij al met 3 jaar.


Omdat hij weinig faalmomenten kende heeft hij de lat voor zichzelf hoog kunnen leggen. Hij was immers gewend foutloos te werken. Tegenslag daarentegen, daarmee was hij niet bekend.

Omdat Tim dit niet gewend was leerde hij aan het gevoel dat dit teweeg bracht te vermijden, met als uiteindelijke opbrengst de ontwikkeling van faalangst.


Deze angst kan ook voortkomen uit angst om afwijzing, doordat je je anders voelt of anders gedraagt dan de rest. Of wanneer blijkt dat je niet zo goed kan voetballen of fietsen als de rest van de jongens uit je klas.


Normaal gesproken is faalangst een positief iets, het kan je ver brengen. Het is dan een drive om beter je best te doen. Je wacht bijvoorbeeld tot het laatst moment om een werkstuk te maken, omdat je veel beter werkt onder de kick van adrenaline, die dan een positieve angst oplevert.

Dit kan ook negatief eindigen doordat er een tijdsprobleem ontstaat, wat een blokkade bij jezelf op kan leveren. Dan zit je plots met een negatieve faalangst.


Als de angst voor de gevolgen als realistisch worden ervaren of ook realistisch is wordt deze angst versterkt.


Voor Tim zijn de leerkracht en ouders op zoek gegaan naar de reden van de faalangst. Die bleek dus voor te komen uit zijn begaafdheid.


Tim heeft nooit geleerd om hulp te vragen, dat was immers niet nodig. School was vanaf het begin makkelijk. Hij werd ook niet uitgedaagd op school.


Toen het leermateriaal uiteindelijk verder ging dan zijn niveau en ook nieuw was voor hem wist Tim niet wat hij moest doen, wel of geen hulp vragen. Of was hij eigenlijk wel zo slim als men dacht. Tim blokkeerde dus.


Tot nu toe had hij alles in school ook makkelijk opgepikt. Leerstrategieën had hij niet nodig gehad. Hij heeft dus niet geleerd hoe hij moet leren. Dat kan dus een probleem zijn als er nieuw leermateriaal wordt aangeboden. Tim voelde zich hierdoor een mislukking, hij kon immers niet leveren wat hij altijd geleverd had. Hij kreeg een gevoel van falen, het beeld dat hij van zichzelf had klopte niet meer. Het beeld dat zijn omgeving op hem had ook niet meer. Tim besloot daarop om niet meer te investeren in school, uit angst.


Tim kreeg dus een laag zelfbeeld en trok zich terug in zichzelf. Zijn gedrag werd automatisch hulpeloos. Omdat hij geen respons kreeg op zijn hulpvraag trok hij zichzelf terug in verdrietig en apathisch gedrag.


Het gedrag van Tim viel op en er werd naar gehandeld. Tim had daarbij wel mazzel, zijn gedrag werd door de leerkracht en ouders gezien voor wat het was: faalangst. Er werd daarbij geconstateerd dat Tim hoogbegaafd is.


Het gedrag van Tim is één van de mogelijke gedragspatronen die kunnen ontstaan bij faalangstige kinderen.

In totaal zijn er 6 gedragspatronen te onderscheiden:


  • De vrager

Deze kinderen roepen begrip op bij volwassenen, ze zijn goed in het aangeven van hun faalangst. Ze vragen heel vaak om hulp.


  • De agressor

Dit gedrag ontstaat omdat het kind de faalangst wil verbergen voor de buitenwereld. Ze gaan hierin zelfs zover dat ze liever straf krijgen dan dat een ander ziet dat ze angstig zijn. Het kind is brutaal en agressief.


  • De clown

De faalangst wordt verborgen onder clownesk en druk gedrag. Ze hebben liever dat de omgeving hun als vervelend ervaart dan dat ze de faalangst laten zien. Het kind overschreeuwt zijn angst.


  • De ander

Het kind wil vooral aardig gevonden worden en positief beoordeeld worden. Dit betekend dat ze zich gaan aanpassen aan wat de omgeving als wenselijk ziet, met eventueel verlies van eigen identiteit. Het volhouden van een andere identiteit en het verlies van de eigen identiteit levert veel verdriet op en kost veel energie.


  • De muur

Het kind is stil en teruggetrokken. De faalangst is moeilijk te herkennen. Het kind wil niet praten over de angst en laat niet blijken hoe het gaat.


  • De mindere

Deze kinderen hebben en laag zelfbeeld en hebben het hulpeloze gedrag ingebouwd in hun systeem. Geen directe respons krijgen betekend dat het kind zich terugtrekt in verdrietig en apathisch gedrag.


Als je deze 6 gedragspatronen ziet kun je je vast wel voorstellen dat als het faalangstkwartje niet valt, het best kan gebeuren dat een kind daarvoor in de plaats het etiket autisme of ADHD krijgt.


Men is begonnen met Tim inzicht te geven in zijn manier van leren en denken. Gewerkt aan zijn zelfvertrouwen. Samen kijken naar wat er fout is gegaan en van daar uit een nieuwe aanpak initiëren. Ze zijn aan de slag gegaan om Tim leerstrategieën aan te leren. Evalueren: waarom ging iets fout – niet goed geleerd , niet op de juiste manier geleerd of te weinig geleerd. Te weinig geïnformeerd en daardoor een te kleine basis hebben om vanuit te werken. De leerkracht is Tim ook meer gaan begeleiden, ook bij het leren leren. Er werd een eigen groeilijn voor Tim gemaakt, waardoor zijn resultaten zichtbaar voor hem waren, zonder verdere vergelijk met de rest van de klas.

.

Teamwork van Tim, de leerkracht en de ouders heeft een heel andere Tim opgeleverd, de echte Tim.



Dorien kok

http://www.I-CARUS.info


maandag 22 februari 2010

Het gevaar van de nieuwe DSM: V

In 2013 komt er een nieuwe DSM: DSM V.

Voor de niet kenners: in de DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) staan op een beknopte manier criteria omschreven die de expert in staat stelt een diagnose te stellen op het gebied van psychiatrische aandoeningen.

De eerste DSM verscheen in 1952, bedoelt om een einde te maken aan al de verschillende modellen die er op het gebied van diagnostiek voorhanden waren. Vanaf dat moment dus een vast beeld voor elke aandoening. Daarbij stellende dat het mensenwerk blijft om de diagnose te stellen, het boek is alleen een opsomming van kenmerken, die opgeteld naar verschillende conclusies kan leiden. Het is een handvat voor diegene die de diagnose stelt, meer niet.

We zijn nu dus toe aan deel 5, vandaar de V. Officieel duurt het nog een paar jaar voordat het handboek definitief is: iedereen mag er tot 20 april nog op schieten, via deze website http://www.dsm5.org/Pages/Default.aspx. Daarna zal er door de American Psychiatric Association nog lang vergadert worden over de inhoud, tot de definitieve verschijning in mei 2013.

Er zijn 2 dingen opvallend anders te noemen in vergelijk met de huidige versie, DSM IV.

Ten eerste de samenvoeging van alle autisme aandoeningen, ze gaan in vervolg op één grote hoop. We hebben het dan over Asperger, autistische stoornis, desintegratiestoornis van de kinderleeftijd, de stoornis van Rett en PDD-NOS (pervasieve ontwikkelingsstoornis). Deze komen samen onder de noemer autisme-spectrumstoornis.

Dit is heel frappant te noemen. Het betekent dat een heel spectrum aan autisme aandoeningen voortaan voor de buitenwereld één naam heeft. Scheelt een hoop werk voor de expert, die nu moet werken met een grote overlap aan kenmerken – die de precieze diagnose stelling vaak monnikenwerk maakt.

In de praktijk zit er wel degelijk verschil tussen de aandoeningen, en dus ook in de aanpak. Komt dan de behandeling niet in gevaar?

Als je bijvoorbeeld kijkt naar de diagnose autisme in vergelijk met Asperger dan kun je bijvoorbeeld stellen dat iemand met het Asperger syndroom een normale intelligentie heeft en er geen sprake is van een vertraagde taalontwikkeling. Daarbij komt dat men er nog steeds niet uit is wat de definitieve criterialijst is voor Asperger, er zijn 6 verschillende versies in omloop.

Daarbij is PDD-NOS een restdiagnose – een soort doe-mij-die-maar diagnose omdat men het plaatje niet helder krijgt. PDD-NOS heeft trouwens ook nog geen heldere criteria.

Wat we dus krijgen is dat mensen die sterk van elkaar verschillen wat betreft symptomen, beloop van de stoornis, gedrag en reacties op de vormen van behandeling straks verder gaan onder dezelfde noemer. Dat is zeer kwalijk te noemen. Zeker gezien het feit dat het werkelijke waarom van deze aandoeningen nog niet op tafel ligt. Gedragskenmerken zijn tot nu toe de enige basis om een diagnose te stellen.

Dan het andere opvallende in de nieuwe DSM:

‘Temperament-disregulatie met disforie’ is de nieuwe term, voor een kind die minstens driemaal per week buitenproportioneel fel reageren op ‘gewone stressoren’. Tussen de uitbarstingen door zijn de kinderen prikkelbaar, of boos, of somber.

Klinkt mooi, we hebben er nu een naam voor. Een kind hoeft niet langer ongeëtiketteerd rond te lopen als hij of zij het leven soms erg zwaar vind. Ik zie al meteen een heleboel kinderen die voor deze diagnose in aanmerking komen. Overbelaste kinderen, die geen aanleg voor iets hebben vanuit zichzelf, maar kapot gaan aan omgevingsfactoren. Wat dacht je van een kind in de situatie van een vervelende scheiding tussen de ouders, of – ik noem het maar weer even – het hoogbegaafde kind.

Ideaal voor al uw diagnoses: gedragsproblematiek vanuit niet passend onderwijs. Want de simpele term niet passend onderwijs kan gigantische gevolgen hebben voor een kind. Niet alleen buikpijn, maar ook angsten, complete uitbarstingen van woede (onmacht?), tot zelfmoordpogingen aan toe, ook op jonge leeftijd.

Je kunt het je eigenlijk niet voorstellen, een kind dat letterlijk ZIEK wordt van school. School is toch leuk, ieder kind wil toch naar school. Nee, niet als het dag in dag uit zo is dat je sommen moet doen die je al jaren kent, je geen aansluiting kan vinden in de klas omdat jij als enige niet van voetbal houdt, maar van astronomie bijvoorbeeld. Leren lezen in groep 3 is leuk als je dat nog niet kan, maar wat als je jezelf al met 3 jaar hebt leren lezen?

Je ging zo hoopvol naar de eerste klas, want daar gaat het echte leren beginnen. Je worstelt je door 2 jaren verplicht spelen heen – is immers goed voor je. Juf is trots op je als je puzzels van 25 stukjes maakt, thuis is dat een puzzel van 200 stuks – waarom is juf dan zo trots? Je wil echter aan de slag! Met wat mazzel geef je het niet al in de kleuterklas op, heb je hoop tot in groep 3. Want zowel juf als papa en mama hebben gezegd dat het dan echt leuk gaat worden. Wat viel dat tegen: opnieuw leren lezen.

Hoofdpijn krijg je er van, en buikpijn. Elke ochtend ben je verdrietig, het slapen gaat ook al slecht. Je snapt er niets van, waarom moet je dat doen wat je al kan. Ziet niemand hoe moeilijk je het hebt op school?

En op een dag wordt je boos op een klasgenoot, omdat die je niet snapt. Je neemt je boosheid ook mee naar huis, uit onmacht. Wat raar eigenlijk, dat juf je wel aandacht geeft als je boos bent. Normaal gesproken heeft ze geen tijd voor je vragen. Dan loopt het op een gegeven moment uit de hand …

Wat moet er gebeuren ten aanzien van de DSM V:

De alles op één hoop optie is zeer onverstandig. Eerst maar eens wat feiten meer helder op tafel. Investeren in meer dan symptomen als basis. Tot die tijd geen grote wijzigingen op deze afdeling.

Verder lijkt het me verstandig dat er een aanvulling komt in de DSM V, voor gedragsproblemen waarbij de oorzaak niet in het kind ligt, maar in de omgeving.

Zodat de experts zich realiseren dat gedragsproblematiek niet altijd vanuit het kind komt, maar dat de grote mensen zichzelf ook maar eens aan moeten kijken.

Het lijkt me ook verschrikkelijk voor een kind, dat men je niet ziet zoals je werkelijk bent. Dat je niets meer bent dan een etiket.

Dorien Kok

http://www.I-CARUS.info

donderdag 18 februari 2010

Het sprookje van Ritalin en het placebo effect

“Het geneesmiddel Ritalin mag binnenkort alleen nog door medisch specialisten worden voorgeschreven. Ritalin wordt vooral gebruikt door kinderen en pubers met de aandachtsstoornis adhd.” Dit stond in 2003 in het dagblad Trouw.

Verder stond er in dat artikel:

,,Adhd is een psychiatrische aandoening. Een psychiater moet dus ook oordelen of iemand eraan lijdt en Ritalin nodig heeft''

“In 2001 werd 55 procent van de behandelingen met Ritalin ingezet door een medisch specialist, volgens de Stichting Farmaceutische Kengetallen (SFK). In de overige gevallen schreef de huisarts het middel voor het eerst voor.”

Wat is er sinds die tijd veranderd?

Weinig. Huisartsen schrijven nog steeds voor, kinderen zonder diagnose slikken nog steeds Ritalin.

Hoe is dit mogelijk!

Het gebruik van Ritalin neemt sterk toe. Daarbij bestaat er geen informatie over de effecten van methylfenidaat op de lange termijn.

Het European Medicines Agency (EMEA), de organisatie die over toelating en veiligheid van Europese geneesmiddelen waakt, besloot op 22 januari 2009 dat de behandeling van kinderen van 6 jaar en ouder met aandachtsstoornis en hyperactiviteit (ADHD) veiliger wordt als er beter gecontroleerd wordt op mogelijke nadelige effecten die het middel methylfenidaat kan hebben.

De praktijk kan echter de volgende situatie opleveren:

School zegt dat u kind niet te handhaven is en vraagt om medicatie? Hoeveel weegt u kind, oh - dat is dus zoveel milligram. Bloeddruk en hartslag worden niet, zoals nodig, gecontroleerd en het verlengen van het recept kan gewoon telefonisch. Na een jaartje even stoppen om te kijken of het zonder ook kan? Waarom – het gaat nu juist goed door de medicatie. Wat met het brede pakketbehandeling, waarbij ook de sociale factoren, opvoeding en sport in worden meegenomen - naar advies van hetzelfde EMEA?

Officieel is Ritalin alleen bedoelt om het kind korte tijd open te stellen voor gedragsverandering door bijkomende behandeling.

Onderzoeksresultaten van een vervolgonderzoek Van der Oord et al. (UVA, 2007) geven aan dat veel kinderen met ADHD in de adolescentie niet meer aan de diagnose voldoen (50%). Waarom dan blind jaar na jaar medicatie blijven geven?

Hoe kun je nu objectief bekijken of de Ritalin werkt en hoeveel en of het wel nodig is.

Dat is heel simpel: het placebo onderzoek.

Men neme een gediagnosticeerd kind, de ouders en de school.

Voor een periode van 5 weken wordt er proefmedicatie gegeven, echter zonder dat de dosering bekend is bij de ouders, het kind of school.

De dosering, 2 maal daags, kan bestaan uit 5 mg, 10 mg, 20 mg Ritalin of een placebo – een pil die geen werkzame bestanddelen bevat.

Via vragenlijsten voor de ouders en school worden de effecten van de medicatie gemeten. Dit op het gebied van aandacht, hyperactief/impulsief gedrag en oppositioneel/opstandig gedrag. De scores worden vergeleken en er wordt gekeken naar eventuele bijwerkingen.

Dit levert mooie grafiekjes op, die een advies geven dat past bij het kind.

Het voordeel van op deze manier werken is dat het kind medicatie op maat krijgt en – nog belangrijker – geen medicatie krijgt als het niet nodig is!

Het leuke van zo’n onderzoek is het placebo effect: ouders en school zijn knap verrast als blijkt dat ze erg enthousiast waren over het kind in de placebo periode. Van een placebo kun je je als kind ook knap beter voelen!

Er is in 2003 onderzoek gedaan naar deze manier van doseringsadvisering, door de Universiteit van Amsterdam. In de praktijk kom je deze manier van vaststellen weinig tegen. Het is ook een bewerkelijke en arbeidsintensieve methode, en het kost ook wat.

Ik pleit echter voor een landelijke invoering hiervan.

Als je daarbij stelt dat alleen (zonder twijfel) gediagnosticeerde kinderen via een psychiater voor maximaal een jaar medicatie kunnen krijgen, waarna weer een onderzoek, dan komen we al een stuk verder.

Helaas is het zo dat ouders na een advies voor geen medicatie soms toch voor medicatie kiezen. Bijvoorbeeld omdat de school er toch op staat…

Dorien Kok

http://www.I-CARUS.info

Thuiszittersonderzoek Hogeschool Utrecht

Zoals in een eerder blog gemeld ben ik zeer geïnteresseerd in de oorzaken van het thuiszitten van leerplichtige kinderen.


Ik ben ook zeer verheugd over het feit dat per schooljaar 2009-2010 hoogbegaafdheid één van de noemers in het Thuiszitters onderzoek van het Ministerie van OCW is.

Bij de Hogeschool Utrecht start vanuit de afdeling Master Ecologische Pedagogiek binnenkort een onderzoek die meer licht kan werpen op de werkelijke oorzaak van het thuiszitten. Dit omdat het in het onderzoek draait om de ouders en kinderen zelf. Zij kunnen een praktische oorzaak aangeven, waardoor de aanpak van de thuiszitters problematiek meer passend kan worden.

Quote: “ Naar schatting 2000 tot 3000 kinderen in Nederland zitten jaarlijks zonder onderwijs thuis. Bij ruim dertien procent spelen gedragsproblemen een rol, bij nog eens dertien procent psychische problemen, in achttien procent van de gevallen wil het kind niet naar school om wat voor reden dan ook. Bij een op de vijf thuiszitters duurt dat langer dan een jaar, zo bleek uit onderzoek van Ingrado, de vereniging van leerplichtambtenaren. Daarmee vormen ‘thuiszitters’ een hele grote, uiteenlopende groep met allemaal een eigen achtergrond. Waar in veel gevallen voor geldt dat er veel problemen mee gepaard gaan.


We studeren af op het onderwerp ‘thuiszitters’ aan de hbo-opleiding Master Ecologische Pedagogiek aan de Hogeschool Utrecht. Dit is een studie opvoedkunde waar je ‘anders leert kijken naar een kind en zijn omgeving’.

We zochten een geschikt onderwerp voor ons praktisch wetenschappelijk onderzoek. Thuiszitters als onderwerp kwam al snel ter sprake. Alle drie hebben we als leerkracht te maken gehad met kinderen die niet naar school kwamen, alle drie op een hele andere manier. Het fascineerde ons. Wat gaat er schuil achter de verhalen van het kind dat niet naar school kan / mag? 
We hebben ondervonden dat het moeilijk is om met thuiszitters en hun ouders in contact te komen. We willen dolgraag spreken met iedereen die te maken heeft met een kind dat niet naar schoolgaat.


In onze oriëntatie op het probleemgebied zijn we alleen onderzoek tegengekomen, waarin gesproken wordt over aantallen thuiszitters. Ons valt op dat kinderen en ouders hierin geen stem hebben. Het gaat in ons onderzoek juist niet om de cijfers, maar om de verhalen van kinderen en ouders. Wij willen hen juist wel een stem geven. Door naar de unieke verhalen te luisteren willen wij zicht krijgen op wat er verteld wordt aan ervaringen.

Mensen die hun verhaal (al dan niet anoniem) willen doen, kunnen contact opnemen tot april 2010 met Henriet Kuperus, Marian Jongen en Linda Brijker: 06 3461 4784 of mailen naar:mep1@live.nl “.

Dorien Kok

http://www.I-CARUS.info

Onderzoek sociaal-emotionele ontwikkeling bij hoogbegaafde kinderen

Het is altijd leuk als je 2 mensen met elkaar kunt verbinden:
Dr. Evelyn Kroesbergen van de Universiteit Utrecht zocht een onderzoeksthema, Jan Hendrickx – voorzitter van de Leonardo Stichting Nederland had er één!

Het resultaat van deze verbinding is dat er dit jaar een nieuw onderzoek start met betrekking tot de sociaal-emotionele ontwikkeling van hoogbegaafde kinderen. Hoewel de hoeveelheid (wetenschappelijke) kennis over hoogbegaafdheid zich steeds meer uitbreidt, valt er nog veel te onderzoeken en te ontdekken. Met dit onderzoek wordt nagegaan hoe de sociaal-emotionele ontwikkeling van hoogbegaafde jongens en meisjes verloopt die op verschillende soorten scholen zitten. Daarbij wordt een beroep gedaan op zowel de kinderen als de ouders en de leerkrachten.

Het onderzoek wordt opgezet en uitgevoerd door drie Master-studenten Orthopedagogiek en een student Onderwijskunde, onder supervisie van dr. Evelyn Kroesbergen. Hierover zal een afstudeerscriptie geschreven worden.

Men is op zoek naar ouders en kinderen die mee willen doen. Zij dragen daarmee bij aan de wetenschappelijke kennisontwikkeling rondom hoogbegaafdheid. Daarnaast zullen de resultaten van dit onderzoek worden teruggekoppeld, zodat men ook daadwerkelijk inzicht krijgt in de resultaten van het onderzoek.

Lees hier meer: http://brievenunihb.webs.com/index.htm external link


Dorien Kok

http://www.I-CARUS.info

Hoogbegaafde thuiszitters

Ik was op zoek naar cijfers over hoogbegaafde thuiszitters in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs. Dat zijn er naar vermoeden best veel.
Maar hoeveel zijn het er in het echt?

Voor de schooljaren 2007-2008 en 2008-2009 heeft het Ministerie van OCW opdracht gegeven aan Ingrado om onderzoek te doen naar thuiszitters.

Uit het onderzoek van 2008-2009 blijken op elke willekeurige dag tussen 800-1100 jongeren thuis te zitten, dus zonder onderwijs. Het merendeel van de thuiszitters (84%) heeft de voortgezet onderwijsleeftijd, 16% heeft de basisschoolleeftijd. Er zitten 2 maal zoveel jongens als meisjes thuis van school. Over het algemeen duurt het 4 maanden voordat het kind weer naar (een) school gaat.

In beide onderzoeken zijn hoogbegaafde thuiszitters niet apart gecategoriseerd bij mogelijke oorzaken.

Er zijn wel veel oorzaken waarvan je denk, daar zouden ze wel eens tussen kunnen zitten: gedragsproblemen, leerproblemen, onwelwillende leerling, geen passende school kunnen vinden etc.

Omdat 50-80% van de hoogbegaafde kinderen niet lekker in hun vel zitten op school (onderzoek Sociaal Cultureel Planbureau, 2006) en daarom ook thuis kunnen komen te zitten, is het zeer belangrijk dat er een duidelijk beeld komt hoeveel hoogbegaafde kinderen er thuis zitten, wat de achtergrond daarvan is en hoe lang het duurt voordat ze weer naar school gaan. Gaan ze terug naar hun oude school of wordt er ergens anders een oplossing gezocht.

Voor het schooljaar 2009-2010 staat opnieuw een onderzoek gepland. In dat jaar komt er op mijn verzoek in de categorie mogelijke oorzaak een noemer bij: hoogbegaafdheid.

Ik ben erg benieuwd naar de uitkomsten hiervan!

Lees het hele Thuiszitteronderzoek 2008-2009 op http://www.minocw.nl/documenten/185266a.pdf

Dorien Kok
http://www.I-CARUS.info